5 febr.- Een paar weken geleden kocht ik Wat jij niet ziet, een bundel over ‘De Aarsman Collectie’, de veel geprezen rubriek in de Volkskrant waarin fotograaf en auteur Hans Aarsman als een’ Sherlock Holmes’ ( Parool) ‘chirurgisch en soms zelfs met een akelige precisie’ ( NRC) duizenden nieuwsfoto’s afstruint op zoek naar een wekelijks verhaal. Met aanstekelijk enthousiasme beschrijft hij wat je in eerste instantie over het hoofd dreigt te zien. Dat laatste overkwam mij bijna terwijl ik achteloos googelde door foto’s van het Noord-Hollands Archief. In een flits zag ik iets opmerkelijks. Een winters tafereel op de Brink uit 1925. Twee kids, een op klompen, de ander op schoenen, hebben de fotograaf in de gaten. Het joch uiterst rechts staat nog wat wankel op zijn schaatsen. In het midden een bakkers- of slagersknecht op de fiets: nieuwsgierig – net als de man met dochtertje- naar de grondwerkers die de dikke en diepe wortels uitgraven van een van de iepen. Links is er al een geveld. Midden rechts werklui druk in de weer in de keiharde grond. 1925/26 was een van de strengste winters uit de vorige eeuw. Er ligt een ladder. Om hoog in de bomen erbij te kunnen? De Brink wordt dan al drie jaar geteisterd door de ‘onbekende ziekte’. Gemeenteraadslid Henri Polak vraagt in 1922 om een deskundig onderzoek ‘voor het behoud van de iepenboomen’. Wethouder Campman zal de pythopathologische dienst Wageningen inschakelen. Polak vraagt of ‘de boomen alsnog met carbolineum kunnen worden besproeid’. ‘De bomen zijn te hoog’, antwoordt het collegelid. B&W staan voor een ‘non possumus’, ‘wij kunnen niet’, als de plantendienst antwoordt dat de wetenschap geen afdoend bestrijdingsmiddel kent. ‘Laat ons hope dat de natuur zich zelve regenereert en dat de Brink niet zal worden verwoest.’ Maar de zwam Graphium Ulmi slaat via de iepenspintkever genadeloos toe. In 1925 worden ‘91 doode iepenboomen’ geveld. Op de Klaaskampen, Veldweg, Stationsweg, Torenlaan, de Brink, Kerklaan, de Sint Janstraat, Kermisterrein, de Zijtak, Barbiersweg, de Melkweg, en het Zeveneind. ‘Wanneer de ‘overlevenden’ weer volop in blad staan, zal men de gesneuvelden niet missen. Laat ons intusschen hopen, dat de fatale iepenziekte den verderfelijken kop niet te spoedig weer opsteekt’ (Bel dec.1925) Het geëxperimenteer blijft vruchteloos. In 1930 is de kaalslag compleet, alle bomen zijn verdwenen. De Brink is geruïneerd.
Links vooraan op de foto de oorspronkelijke plek van de ‘Van Wulfenbank’, het eerbetoon aan de Larense onderwijzer die een schooltje en eigen onderwijssysteem had naast t’ Bonte Paard. Daarachter het Dominicanessenklooster uit 1881, het huidige Brinkhuis. In het midden is de Mauvepomp net te zien, de hommage aan Larens grootste schilder. Daar weer achter de Waterstaatskerk. In de voorgevel het Sint Jansbeeld dat nu bij de kapel op het Sint Janskerkhof staat. Maar wat deze foto heel uniek maakt is dat de Sint Jansbasiliek, gebouwd in 1924/25 onder leiding van Wolter te Riele, als nieuwe kerk achter de Waterstaatskerk staat. ‘De nieuwe kerk nog half schuil achter de oude pastorie. Het ligt in de bedoeling deze zowel als de oude kerk af te breken. Eerst daarna zal het mogelijk zijn te zien hoe de nieuwe kerk in het dorpsbeeld van de Brink past.’ (Sumatra Post 1 dec.1925)
Leo Janssen