12 febr.- ‘Geen leven kan volledig worden vastgelegd zoals het was. Wat wil zeggen zeggen dat ieder biografie uiteindelijk fictie is,’ (Bernard Malamud in De levens van Dubin). Een pikante uitspraak die zeker niet geldtbij het lezen van het 2,5 kilo (!) wegende en 800 pagina’s (!) tellende levensverhaal over Dr. R.E.M. (Dolf) van den Brink (1919-1997), ereburger van Laren en misschien wel de markantste uitgever van de vorige eeuw. De bijzonder fraai vormgegeven herinneringsbundel, een uitgave van University Press Amsterdam, is het geweldige initiatief van zijn in 2014 overleden oudste zoon die hem opvolgde als voorzitter Commissie van Beheer van Singer Laren, prof. dr. Dolf van den Brink en zijn vrouw Antoinetty. Het unieke (familie)document werd vorige week in Singer Laren gepresenteerd.
De biografie samengesteld onder redactie van mede-auteur Joan Hemels, hoogleraar communicatiewetenschap aan de Vrije Universiteit van Amsterdam, bestaat uit tien hoofdstukken. Hemels die er uiteindelijk negen jaar over deed, kreeg een onafhankelijke opdracht. Hierdoor is er een genuanceerd en kritisch beeld naar voren gekomen van een meer dan markante persoonlijkheid. Zelden een boekgelezen dat zo uitvoerig en gedetailleerd – in woord en beeld- de gebiografeerde duidt. In dit geval een kleurrijk man met een hoofd vol cijfers, die tussen 1944 en 1980 de internationale uitgeverij Elsevier opbouwde en de man, ‘die alles en iedereen onder controle wilde hebben’, met een hart vol kunst die tussen 1955 en 1989 Singer transformeerde van een kleine particuliere organisatie tot een professioneel geleid museum en theater met (inter)nationale bekendheid. Ook de veelheid aan auteurs, vrienden, familie en collegae, die persoonlijk de hoofdpersoon schetsen, geven de biografie meer zeggingskracht.
Dolf van den Brink, één van de vier erfgooierszonen van tapijtfabrikant Cornelis van den Brink, had drie broers: Clé, die op zijn 27ste al directeur was van de tapijtfabriek, Jan in januari 1948 benoemd, 32(!) jaar oud, tot minister van Economische zaken en Theo, dichter, dromer, taal- en pianovirtuoos die zijn aandelen verkocht aan zijn broers en van de opbrengst verder kon leven in Italië.
De man die zijn leven bij Elsevier omschreef als ‘één grote plezierige ‘kermesse heroique’, was weliswaar een vat vol tegenstrijdigheden en bepaald geen allemansvriend, maar ook een visionair, een succesvol ondernemer: academisch, maatschappelijk betrokken en trouw als er eenmaal sprake was van vriendschap.
Voor de Larense lezer zijn natuurlijk het meest interessant de hoofdstukken over familie en zijn betrokkenheid bij het dorp. Geschiedenissen, vaak in een sociale context geplaatst, die mooi beschreven zijn door (schoondochter) Antoinetty van den Brink, KRO journalist Noud Smelt en voormalig hoofd Singermuseum Emke Raassen-Kruimel. Verhalen over de Sint Jansprocessie, het Goois Natuurreservaat, het verenigingsleven, fondsenwerving, de gemeenteraad, de parochie, Singer. Waar had Van den Brink geen regie over in het dorp? De gemeenschap van Laren stond bij hem voorop. Ook in het gezin had dat zo zijn weerslag. Ging het in Singer niet goed, dan merkten de kinderen dat aan vaders humeur. En toen de alarminstallatie in het museum het begaf, kregen zonen Dolf en Gijsbert het bevel samen met vrienden in elke zaal van het museum te overnachten. De volgende dag getuigden zwarte bandensporen van de vriendenrace met rolstoelen in ‘het nachtelijk spookhuis’. Een bijzondere en unieke biografie, belangrijk voor de geschiedenis van Laren.
Leo Janssen