18 sept.- Jammergenoeg ging mijn grote vakantie naar het gezellige huis van mijn neef Frank dat in het Zuid-Franse dorpje Gassin nagenoeg klotst tegen het azuurblauw van de Golf van Saint-Tropez, dit jaar niet door. Vliegen in coronatijd durf ik niet en dertien uur rijden, helemaal in mijn eentje, zag ik niet zitten, omdat mijn vrouw, bezorgd als ze is om haar 16,5-jarig Cotonnetje Doortje, liever thuis wilde blijven.
Wat ik altijd bijzonder vind van zo’n verblijf aan de Mediterranée, is dat wonderschone en natuurlijke licht dat het glooiende landschap van de Côte d’Azur tussen al die pijnbomen zo helder en kleurrijk maakt. Die Provençaalse sfeer van rode rotsen en turquoise zee, zo trefzeker gevangen in de beroemde schilderijen van Signac, Derain, Matisse, en Van Rysselberghe. Kunstenaars die er destijds speciaal voor naar het Zuiden trokken. Vandaag de dag zijn hun néo impressionistische tableaus vol bijzondere lichtinval te zien in Musée de l’Annonciade, het museumpje in de mythische, mondaine havenplaats.
Hoewel het dorp van de Tropéziens jaarlijks door vijf miljoen vakantiegangers wordt bezocht- ook deze zomer was het volgens mijn neef ondanks risico op covid 19- besmetting opnieuw ‘overcrowded’ -, is de voormalige 16e eeuwse kapel die Saint Tropez toont als hét avant-garde centrum begin twintigste eeuw, nauwelijks bij toeristen bekend. Volgend jaar – als het vaccin er is – mag ik hopelijk weer naar dit schaduwrijke, romantische museum te midden van de poenerige, miljoenen kostende luxueuze jachten.
Tot die tijd troost ik mij met de gedachte dat bijzondere zonovergoten landschappen dit najaar ook zijn te zien op ‘Schilders van het licht’, de nieuwe tentoonstelling van Singer Laren. In zes thema’s presenteert museumdirecteur Jan Rudolph de Lorm kleurrijke hoogtepunten van het museum aangevuld met nog niet getoonde aanwinsten uit de Nardinc Collectie. Omstreeks 1900 komen Nederlandse schilders los van een naturalistische weergave van het wispelturige licht en verdiepen zij zich in nieuwe kleurenleren. Zo pointilleren – stippelen- Jan Toorop en de Laarders Co Breman en Ferdinand Hart Nibbrig vibrerende lichteffekten.
De ultramoderne Jan Sluijters doet er vanaf 1907, geïnspireerd door het fauvisme in Frankrijk ( ‘fauve’ betekent wild, ongeremd) nog een schepje bovenop. Hij schildert het ‘nieuwe elektrische licht’ in de kroonluchters van de Parijse nachtclub Tabarin. Later experimenteert hij in het tijdelijk door hem gehuurde atelier van de villa ‘Vita Nuova’( aan de huidige Hilversumseweg) met felle bijna ongemengde kleuren om zijn gevoel dat het licht in het omringende landschap bij hem oproept, te verbeelden. Naast werk van Leo Gestel waarop het ‘innerlijke licht’ van zijn modellen wordt geportretteerd en de in het felle voetlicht geschilderde artiesten door Kees Maks, zijn er schilderijen te zien van Nederlandse kunstenaars die ook op zoek gingen naar het gloedvolle licht van het Zuiden.
Bauer, Legras en Hart Nibbrig trokken naar de Oriënt. Breman, Van Dongen, en Gestel reisden richting Middellandse zee. Andere prachtige doeken zijn die van Monet, Boudin, Mauve, Breitner, Dufy en Isaac Israëls.
Opvallend is ‘de Breman’, waarop de – in 2021 500 jaar bestaande- Johanneskerk als een raket ‘verlicht’ naar de hemel wijst. In 1917 exposeert Co Breman zijn werk in een nieuwe tentoonstellingsruimte in warenhuis De Bijenkorf.De kunstcriticus Nathan Wolf is vol lof over de expositie in tijdschrift De Kunst. Hij beschouwt dit schilderij als het meest geslaagde van de getoonde werken.
De ‘Groene Amsterdammer recenseerde het schilderij in haar jongste editie: ’ Even verderop hangt zijn Palmzondag Johanneskerk (1914, zie foto), een gezicht op een statige kerktoren die trilt in het ochtendlucht van heldergele tonen, en dat is weer een puik werk- je zou er zo’n Domburgse kerktoren van Mondriaan naast moeten hangen.
’Bol an mensen, verlies u in deze portie prachtige kunst en geniet ervan! Tot 10 januari 2021.
Leo Janssen