10 juni.- ‘De gansche wereld moet voor den oprechten visscher gelegen zijn in dat stukje water met kroos, waarin hij zijn lokaas heeft laten zakken. Vertel hem alle mogelijke of onmogelijke geschiedenissen, hij hoort ze niet; biedt hem zelfs een lekkere sigaar aan. De visscher is in spanning en zal hem niet eerder aannemen voordat de spartelende visch op ’t droge is geslingerd of dat hij weet dat geen waterbewoner zich meer op die plaats schuil houdt.’, aldus beschrijft in 1903 de vermaarde Larense etser Toon de Jong haast literair in het door hem zelf geïllustreerde ‘Vischboek’ hoe het avontuur de ware sportvisser overkomt.
‘Men moet het zien tegen het ondergaan der zon in Zomeravond, hoe zachtkens, als liepen visschers op glazen muiltjes ( meest vetlederen Hoogelaarzen), of de netten worden uitgelaten aan de Monden der Groote Waaien; hoe vlug en handig en stil dat in zijn werk gaat en hoe zacht zij zich verbergen tusschen het hooge riet. Dan gaat de zon onder in schitterende pracht; er komt beweging in het water, de kurken slaan onder door de machten der onderwereld en dat alles temidden der grote stilte, misschien onderbroken door de avondklanken van een roepende torenklok of de wegstervende tonen uit de harmonika van een Schipper, die op de Eem een Vaderlandsch lied speelt’.
Met dit museale manuscript ‘Naar d’Oevers der Eem‘ hadden Toon en zijn neef Bart Tenckinck het viscollege ‘Op Hoop van Zegen’ opgericht waarmee ze samen met nieuwe tochtgenoten erop uit konden trekken richting de ‘Vischwateren van Eemland benoorden de Eem tot Baarn’. Hij tekende hierin ook een schetskaart van de polder inclusief de rond dit visgebied gelegen ‘visschersherbergen’ als ‘Roode kruis’, ‘Perier’ en’ ’t Haventje’. De eerste vis club in Nederland werd twee jaar eerder opgericht in Utrecht: ’De zilveren Voorn’.( De hengelaar met jaarlijks de meeste vis won ‘de gele trui’.) Veelal hadden vis clubs de meest wonderlijke namen. Zeker in Amsterdam waar ieder clubgebouw, lees café, een ‘vischcollege’ had van een man of twaalf, goed voor (onderlinge) viswedstrijden en een wekelijks goede borrel.Schitterende namen gaven zij zichzelf: ‘De leugenaar’, ‘Klein maar dapper’,’Vol rust en verwachting’,’De edele baars’, ‘Een halver liter’en afkortingen die de onderlinge broederschap versterkten. DNLS ( Door Nieuw Leven Samengebracht), TAVENU, (Ter Aangenaam Verpozen En Nuttige Uitspanningen), DOV (Door Onderling Vereend).
Iedere club had zijn eigen insigne, ieder lid zijn eigen hengel, tonnetje, en aasbakje aan de broekriem. Speciaal voor zijn ‘Vischgenootschap’ had Toon ook een bijzonder regelement van twintig artikelen opgesteld. Geïntroduceerde leden moesten vóór het begin van iedere tocht ondertekenen. Artikel VII. Het is verboden met polsen (polstok) over slooten te springen langer dan 5 meter. Artikel XIV. Het is geoorloofd, sterke dranken, een maatje ’t niet te bovengaande, mede te nemen. Artikel XV. Vrouwelijke jonge tochtgenoten kunnen aan Bestuur worden voorgedragen (mits niet te schoon van aangezicht. Als dan vervalt het maatje, genoemd in Artikel XIV waarvoor het Bestuur zich geroepen gevoelt tot bewaring der goede orde en zeden. De mannelijke tochtgenooten, waaronder Bestuur en Eerelid, geven een bijdrage van 15 cent.
Het laatste artikel gaat over zaken als het met de uitgenodigde gast uit de hand loopt. Artikel XX. Het bestuur heeft bij ernstig verzet in Vischgebied ‘het Polderrecht’ te handhaven en den onwillige het Water in te dringen, nooit verder dan tot den borst. Het Bestuur is in dezen dan ook verplicht ( onderstreept) den ondergedompelde weer tot de weereld terug te voeren, waarna ook de anarchistische of Staking ideeën van den laatste wel zullen zijn bekoeld.
Toon sluit 31 december 1903 zijn vischboek af met de balans over ‘Op Hoop van Zegen’.’ Zo kunnen wij voldoend dit jaar van ons zien gaan. Wel werden wij opverlerlei wijzen teleurgesteld op onze tochten wegens de regenachtige zomer en de overstroming der polders in de maand juli, die ons menigmaal een slechte vangst veroorzaakten doch na totale optelling bleef one vangst per tocht niet gerekend niet beneden de 6 pond, zodat het, hoewel niet schitterend toch bevredigend kn genoemd worden. 16 maal gingen we op voschtocht uit vingen totaal 108 pond waarvan meest snoek..Het Eerelid vergezelde ons 2 maal op onze tochten. Ongelukken kwamen gelukkig niet voor. Aangeschaft werden een net en een polsstok van 71/2 meter en een oliepak voor Bestuurslid.En nu dankbaar terugziende op de genotvolle ueren, hierin opgetekend eindigen wij en gaan in goede kameraadschap het jaar uit. Toon de Jong 31 december.
Bol an mensen ‘Wat een uniek ‘vischboek’ van -zoals hij zichzelf omschrijft-, ‘de hengelaar van den echten stempel’ Volgende keer niet over Laren of verdwenen boeren….., maar over sjieke buitenlui zoals ‘de Catherine Deneuve van Laren’. Goed weekend!
Leo Janssen