4 sept.- Twee weken geleden schreef ik over de Laarder Michiel Korthals, emeritus-hoogleraar toegepaste filosofie aan de Universiteit van Wageningen en Amsterdam. Een wetenschapper, die niet tevreden is met het eerste antwoord. Jarenlang had hij stevige discussies met de top van de universiteit over een ongrijpbaar begrip als biologisch. Ruzies waarin hij terzijde werd gezet, maar verder ging. Inmiddels is hij trendsettend en schreef hij vuistdikke en toegankelijke boeken over de diepe kloof die is ontstaan tussen de productie en de consumptie van ons voedsel. Het is hoog tijd voor een grote omwenteling in de manier waarop we boeren, eten en leven’.
Korthals is bestuurder bij de S.O.L.L, de particuliere Stichting Landbouwgewassen Laren, die een 17-tal akkertjes beheert in ons dorp. Afgelopen zondag vierden ze op de Zevenenderdrift het Oogstfeest. De Gooi- en Eemlander deed het evenement af als ‘Ouderwetse taferelen op een Larens akkertje’, de nostalgie droop ervan af: sjouwen met hooibalen, aardappels rooien en volksdansen in klederdracht.’ De burgemeester sprak genuanceerder: ‘De vrijwilligers van de S.O.L. L. verbouwen op onze engen oude gewassen waar heerlijke producten van worden gemaakt. Zo bewaken zij onze sterke grondgebonden agrarische identiteit. En dat doen zij al 30 jaar!
Michiel Korthals: ‘Het is destijds een geniale zet geweest van Johan Calis en Jan van den Brink, twee mensen van het eerste uur, om dat land los te peuteren en het beheer erover te krijgen. We kunnen Laren er weliswaar niet mee voeden, maar het is wel bijzonder’. Als pleitbezorger van lokale voeding doet hij er ervaring mee op met de complexe voedselproduktie van graan gewassen als gerst, Sint Jansrogge en triticale: van zaadje tot brood.
‘Het is belangrijk dat dorpsbewoners deze velden zien. Ze hebben het besef van ‘hier groeit iets dat wij later kunnen eten’. Dat is esthetisch mooi, maar ook belangrijk voor hun eigen levensvreugde. Er komen goede producten vanaf. Bier, mosterd, poffertjes-pannenkoekenmeel en brood. In welk dorp heb je dat nog zo dichtbij?’
Als emeritus-hoogleraar is hij nog altijd zo’n 4 uur per dag druk en houdt hij graag de vinger aan de pols door het geven en voorbereiden van lezingen, het schrijven van wetenschappelijke artikelen, recensies, en e-mail contact met oud studenten.
Een vijfde boek zit er voorlopig dus niet in? Hij twijfelt. Een half autobiografisch boek?
Over dat jochie van 10 dat zich opsloot in dat grote huis aan de Herengracht en Kafka las en Dostojewski ontdekte en ‘de geschiedenis van de filosofie’? De middelbare scholier die met gelijkgestemden op het Amsterdams lyceum neerkeek op de hockeykakkers, de socio-filosofische stroming Frankfurter Schule, het geluk en de ruzies op 23 jaar universiteit, zijn moestuin, een kookboek?
Zijn ogen glimmen. ‘We hebben’, aldus de professor, ‘het vermogen verloren zelf te koken. Evenals proeven. Het betekent een rampzalige aanslag op de kwaliteit van ons leven. We zijn het verleerd door de kant en klaar maaltijden, bezorgdiensten etc. Koken is zoiets leuks. Het geeft zoveel voldoening en je kunt er je vrienden en gasten aan tafel zo’n plezier meedoen. Gespreksconversaties, open naar elkaar met een beetje drank erbij.
De filosofische asceet Immanuel Kant zei dat de tafel is de beste stap is naar een deugdzaam leven. Als hij alleen moest eten, liep hij naar buiten en nodigde iemand uit aan zijn tafel.’
Bol an mensen, wat een bijzondere dorpsgenoot!
Leo Janssen