8 dec.- Tien jaar heb ik in het bestuur mogen zitten van het Jopie Huisman Museum in Workum. Iedere keer trots op het museum als er nieuwe initiatieven komen, maar eerst nog ven Jopie aan het woord over zijn moeder.
Je bent hier gedropt, op een asvaalt of in een warm nest, en ogenschijnlijk verdwijn je weer in het niet. Dat is de status van alles en iedereen. Ik ben van roomse huize maar ik voelde – ik was een jaar of elf – dat ik alleen was, dat ik in principe met niets en niemand iets te maken had. Ik voelde dat ik voor de keuze stond: dát waarmee ik vanaf m’n wieg geïndoctrineerd ben kan ik helemaal overnemen omdat het correspondeert met m’n ziel – voor zover je zo’n ding hebt – maar het kan ook zijn dat je dat juist allemaal weg moet sorteren, ja zelfs dat je erdoor naar de bliksem gaat.
Het zijn doodgewone mensen, maar boordevol vergif. De stakkers waren heel vroom, maar, en dát interesseerde me, sommigen waren van nature hemelsver boven dat instituut uitgegroeid. Mijn moeder bijvoorbeeld, maar dat zag dat mens zelf niet. ‘We zullen maar hopen dat we een goed plekje krijgen in de hemel’; je naaste liefhebben als jezelf, dat zat ín haar. Een warm bad. Voor mij een blauwdruk van God, omdat ze het zonder wikken en wegen in praktijk bracht.’
Schilderij: Mijn moeder Grietje, 1949