8 jan.-Een waardering voor de schoonheid in de natuur spreekt uit het werk van zowel M.C. Escher als Julie de Graag. Escher trekt graag door de Italiaanse bergen, maar ook uitstapjes naar de zee en het strand zijn hem dierbaar. In tegenstelling tot Escher reist De Graag weinig en haalt ze vooral inspiratie uit haar directe omgeving. Zo legt ze in haar atelier in Laren een kleine biologische verzameling aan. Opvallend genoeg worden beide kunstenaars in hun liefde voor het kleine aangetrokken tot soortgelijke wezens. Mooie voorbeelden zijn de door hen afgebeelde nautilus en de kokkel. Geen schelpen – waar de later bedachte titels wel op lijken te wijzen – maar dieren waarvan de schelpen onderdeel zijn van hun anatomie. Voor deze diertjes dient de schelp dus als een vast huis dat ze niet kunnen verruilen voor een ander.
Julie de Graag, Schelp, houtsnede, 1921
M.C. Escher, Schelpen, mezzotint, juli 1949
Bron en illustraties: Escher in het paleis”, Lange Voorhout Den Haag