24 mrt.- Steevast werd ik ’s ochtends vroeg op mijn verjaardag door Ida in mijn iPhone toegezongen met een wat hezig ‘lang zal je leven. Afgelopen woensdag overleed ze. Ida van Mourik – van Veen, kunstenares, ‘dorpsgezicht’ van Laren. ‘Het is mooi geweest’, citeert de rouwkaart haar ‘laatste woorden.’
Twee weken geleden zag ik haar nog, rechtop fietsend, vrolijk groetend. Ze stapt af. Modieus gekleed in het zwart, de lange haren in een staart, hoog gelaarsd, de ogen zwaar opgemaakt, de lippen fel rood.
Voor buitenstaanders schijnbaar mondain en afstandelijk, wie haar kent: belangstellend, zorgzaam en dichtbij. ‘Hoe is het met Annemarie? En – vertederend-… met Doortje?’ Ik vraag naar haar moeilijke gezondheid: ‘Lukt het een beetje?’ Een glimlach; gelaten, strijdend in onbegrip over haar situatie.
Eind jaren vijftig.
De Knipscheer aan het Krommepad, opgericht in 1934 door Wiek Claessen, vier jaar later versterkt met compagnon Cor van Mourik, zoekt jonge meisjes voor een weefopleiding. Het bedrijf is (inter) nationaal geroemd door hoogwaardige handgeknoopte en later machinaal geweven gobelins, ontworpen door beroemde kunstenaars als Jean Lurçat of Jaap Bouhuys. (‘De eedaflegging van Juliana’, het wandkleed in de raadzaal, voor het eerst geëxposeerd in New York.)
Ida, zestien jaar, fietst vanuit Hilversum richting Laren om met het te verdienen geld haar balletlessen te kunnen betalen. Klassiek, zoals Olga de Haas van het Nationaal Ballet. Jammer genoeg is ze te lang. Vol humor: ‘Als ik op mijn spitzen stond, viel de man achter me weg.’
De Knipscheer had ook een expositieruimte en toen de weverij terugliep daarnaast een drukbezochte bistro. Van Mourik zette zijn galerie definitief op de kaart toen de ‘grote volksschrijver’ Gerard Reve met een spraakmakende erotische speech de tentoonstelling van Paul de Lussanet in 1965 opende.
In de nadagen van dat artistieke klimaat, toen Laren nog een broedplaats was, begin jaren zeventig, zag ik Ida voor het eerst. Ze kwam op door het tochtgordijn van Larens oudste kroeg. Een mannequin in een lange maxi jas, kaarsrecht met opgeheven hoofd, de ruimte verkennend. In haar gevolg de kunstenaars Corstiaan de Vries en Ramses Shaffy.
Ze was net getrouwd met de 32 jaar oudere eigenaar van de Knipscheer en deed modellenwerk bij societyfotograaf Paul Huf en liep couturier shows in binnen ( Dick Holthaus) – en buitenland (Pierre Balmain) Het huwelijk duurde slechts een jaar, de belezen en artistieke Cor van Mourik overleed en Ida moest de zaak overnemen. ‘Een rot tijd, een kok die me bestal en overdag de ‘winkel’ en ’s avonds -tot de laatste klant- de bistro. Ik had geen tijd voor verdriet. Ik moest aan de bak tot 1982.’
Later werden we bevriend met Ida. Omdat haar nieuwe vriend Frank van Dijk, inmiddels waard van t’ Bonte Paard en broer van mijn vriend Huub, ons uitgenodigde in haar smaakvol met antiek ingerichte eetkamer en Ida ons tot diep in de nacht trakteerde op een diner compleet met grote hoeveelheden limoncello, carnavalsmaskers en een spagaat toe.
Als wethouder van cultuur mocht ik in 2009 haar eerste expositie openen. Vruchten van wat dat Knipscheer-klimaat haar artistiek had gebracht. Portrettekenen had ze geleerd bij Gabryella Wasowicz, modeltekenen bij Humphrey Bennet. Kleurrijke kunst vol levenskracht zoals ze zelf vol jeugd en leven zat: De ‘Koningin van Laren’, soeverein en onaantastbaar.
Leo Janssen