19 febr.- Vorig jaar behandelde ik het boekje ‘Oh ja! Het alfabet van onze jeugd’ waarin journalist Rob Krabben in woord en beeld de jaren vijftig tot zeventig van de vorige eeuw laat herbeleven aan de hand van persoonlijke gebeurtenissen, spelletjes, en voorwerpen. Het ging over vergeten woorden en herinneringen als Melkbrigade, fikkie steken, schoolmelk en luchtpostpapier. Aan het eind van mijn ‘bol an’ vroeg ik of u ook van die woorden kende en deze bij mij te melden.
Ik kreeg er een aantal: Draadomroep, champagnepils, vetkuif, melkmuil, beatmis, doetje, blits, buikschuiver, bermtoerisme, hoelahoep, actreutel, armoedzaaier, enz. Bijzonder was ook deze mail ‘Ha die Leo’, schreef mevrouw MDKG ‘Wat een leuk stukkie nou weer. Bij mij kwamen alleen scheldwoorden boven: droplul, leipie zuurdeeg, lul de behanger, zeiksnor, oetlul. Kortom veel mannelijke edele delen.’ Een vergeten woord dat ook binnenkwam was ‘rommelpotten’. Een verdwenen kinderspel rond deze carnavalstijd. Ik kan mij de katholieke traditie nog goed herinneren. Als jochie van een jaar of vijf, zes, mocht ik op de laatste dag -‘dikke dinsdag’- van Carnaval, met mijn zusje mee om in onze buurt met een rommelpot zingend langs de deuren te gaan om wat snoep te scoren.
‘Rommelpotterij, rommelpotterij, geef me een cent en ik ga voorbij. Hier woont een rijk man, die ons wat geven kan, honderdduizend gulden, honderdduizend rokjes aan, hier komen wij met de rommelpot aan. Rommelpotterij, rommelpotterij, geef me een cent en ik ga voorbij. ‘
Zo’n uurtje ‘bedelen’ op Vastenavond legde alvast een stevig bodempje in mijn vastentrommeltje. Kreeg je in de 46 dagen er na , de vastentijd – een periode van inkeer, boetedoening en besef van sterfelijkheid dat begon met het halen van een askruisje-, een snoepje als beloning voor een karweitje of in de winkel dan belandde deze ‘buit’ steevast in het koekblik waarvan ik de inhoud op de zaterdag voor Pasen, pas mocht opeten. Mijn vrouw Annemarie rommelpotte ook. Eén keer maar. Om de hoek van hun huis op de Pijl, waar de dames Alfrink woonden, de nichten van de kardinaal, ving ze bot en kreeg niks: ze was te groot!
Zo’n rommelpot werd gemaakt door een van mijn oudere broers. Eerst haalde hij een varkensblaas bij het slachthuis in Hilversum. Die blaas werd in de schuur gedroogd totdat het er uitzag als perkament. Vervolgens werd de varkensblaas om een stukje hout gevouwen. Het eind van dat stokje werd met een dun touwtje afgebonden en vervolgens werd de blaas over een leeg blik stevig gespannen en goed vastgemaakt. Het stokje moest dan precies in het midden uitkomen en rechtop staan. De rommelpot drukte je dan met de ene hand tegen je borst en door even flink te spugen in je andere hand, bewoog je met die vochtige hand stroef langs het stokje om pompende bewegingen te maken waardoor er een eigenaardig soort apengeluid ontstond.
(De sambamuziek in Brazilië kent dit muziekinstrument als cuíca)
Toen ik twee weken geleden over die traditie uit mijn jeugd aan ‘good old’ Harry Ligter vertelde, begon Harry het lied direct te zingen. Veel uitvoeriger dan ik het me herinnerde.
‘Vastenavond, rommelpot
Twee koperen bussen
Hier een stoel, daar een stoel
Elke stoel een kussen
Juffrouw hou je kinnebakkie op
Gooi er een pannekoek tussen
Tussen je neus en tussen je kin
past precies een pannekoek in
Dat is voor je waterhalen,
Dat is voor centen halen
Dat is voor je geld
Wat je vanavond nodig heb
Rommelpotterij
Heb je niet dan krijg je het niet
Dan komt Jacob Jansen
Die zal je leren dansen
Ik zal op de foekepot (rommelpot) spelen
Jij zal leren dansen
Rommelpotterij
Geef me een cent
En ik ga voorbij’
De burgemeester fietste voorbij, stopte en ook hij associeerde ‘rommelpotten’ direct met Carnaval. Ondertussen harkte Harry het plantsoentje tegenover zijn karakteristieke wevershuisje aan en vertelde dat het ‘rommel- of foekepotten’ bij zijn vader en moeder écht om het ophalen van centen ging. Harry moest ‘de buit’ afdragen, want het was bittere armoe in die tijd.
En kreeg je niks aan de deur, mailde Wiet de Boer mij,
dan zong je
Boven aan de hemel
Hangt een zak met zemel
Elke zemel kost een duit
Gierigaard kom je deur eens uit
Leo Janssen