20 febr.- U heeft ze vast wel eens gehoord: ‘urban legends’. Zo noemen Engelsen een vreemd verhaal dat als waargebeurd wordt gepresenteerd maar eigenlijk klinkklare onzin is. ‘Ik hoorde dat Beo…..’ In het Nederlands is er een prachtige uitdrukking voor: een broodjeaapverhaal. Degene die dit bedacht, is de schrijfster Ethel Portnoy (1927-2004). Als dochter van Russische-Poolse emigranten, groeide ze op in de Bronx, destijds de Joodse wijk van New York. In 1950 trok ze naar Parijs waar ze culturele antropologie studeerde. Meer dan dertig jaar was ze de vrouw van auteur Rudy Kousbroek, ‘Vijftiger’, dichter, journalist, vertaler en vooral essayist. Na haar verhuizing in 1970 naar Nederland begon ze te publiceren, iets dat ze zelf nogal iets marginaals vond. Ondertussen bereikte ze dat wat vele grote schrijvers niet lukten, een uitdrukking toevoegen die volkomen is ingeburgerd.
Op internet is een tableau van broodjeaapverhalen te vinden. Voortkomend uit achterbaksheid, angst, griezelig-, of smakeloosheid, hebzucht en vaak onmiskenbaar absurd. Er is zelfs een top 10. Hoog op de lijst het verhaal van een schattig Cotonnetje – wij hebben thuis eenzelfde prinsesje- die na het wandelingetje in een stevige regenbui te drogen werd gelegd in de magnetron. Dat ging hartstikke fout. Het beestje explodeerde! De oude dame klaagde de fabrikant aan, won, kreeg een schadevergoeding én een vermelding op het apparaat dat je er vooral geen lieve hondjes in te drogen moest leggen. En als je een spijker wilt ontroesten, kun je dat het beste doen in een glas Coca-Cola .
Een ander ‘folkloristisch voorval uit onze post-industriële samenleving’ zoals de schrijfster dit fenomeen in haar in oktober 1978 verschenen boekje duidt, is het verhaal dat rond ging dat er broodjeszaken waren waar een ‘stokkie’, een hard broodje, met apenvlees werd verkocht. Wetenschappers hebben het face-to-face-broodjeaapverhaal-fenomeen onderzocht en kwamen tot de conclusie dat het verhalen zijn met een kop en een staart, dat de verteller meestal vastloopt en er een gedachte of les achter zit.
Op het ogenblik doet in Laren ook een broodjeaapverhaal de ronde. Sinds het 50-jarig bestaan van de populaire snackbar Beo zoemen er geruchten rond dat de tent inmiddels is verkocht. Theo Calis die met zijn broer Peter de zaak leidt: ‘We horen het vele malen per dag. Laatst stond er bijna een te huilen. Ik kan het je nog sterker vertellen. Mijn broer Jan werd in Amsterdam op het voetbalveld aangesproken dat de zaak voor 4 miljoen euro was verkocht. ’Wil je een kop koffie van me’, zei hij tegen de verteller, ‘dat kan er nu wel vanaf.’ Beo uit het dorp. Ook ik zou er een traan om laten.
Vroeger na het schaken aan de stamtafel van t’ Bonte Paard of na het avondlang lullen op het terras, even schuin oversteken naar Beo, waar Piet Calis die na zijn cafetaria in Baarn samen met zijn zoon Peter in 1967 aan het Brinklaantje begonnen was , om een satétje te halen of een broodje tartaar . Piet, vader van 13 kinderen, zat aan het begin van de nacht rokend in de hoek aan zijn zoveelste bakkie koffie. Een harde werker. Zeven dagen per week. Door de week van 10.00 uur tot 02.00 uur, en in het weekend nog een uur erbij. Toen ik in 1972 – een gemoedelijke tijd- met mijn Annemarie trouwde, stuurde hij een bloemstuk. ‘Is er sindsdien veel veranderd, Theo?’, vroeg ik afgelopen week, terwijl een heerlijk broodje bal met bestek voor mijn neus werd gezet. ‘Veranderd? ’ Hij dacht na en dan met een lichte lach: Ja, Leo…..er is geen Piccalilly meer. Die is verdwenen.’ De snackbar blijft dus in handen van de familie Calis. Eet smakelijk en.. Bol an!
Leo Janssen