8 okt.-Van de week kwam ik mijn grote vriend Harry Ligter tegen terwijl hij het houtwerk grondde van zijn wevershuisje hoek Zevenend-Wagenpad. Begin december wordt de oud metselaar tachtig. “Wanneer kom je een bakkie doen, dan vertel ik je over ‘de Franse maagd’. Mensen weten in deze tijd van luxe niet meer wat armoe is. Die man trok vrouwenkleren an, zo arm was ie.”
Ik moest door, maar tijdens het wandelen maakte het mij nieuwsgierig en ontdekte ik geen causaal verband tussen armoede en vrouwenkleren. En al helemaal niet toen ik op de terugweg naar onze boerderij op het Mauvezand de mondaine etalage van Pauw passeerde. Een winterse trui kost daar al gauw een honderdje of vijf. Ik dacht aan Wally Moes die 1884 naar Laren trok. Zij schilderde niet alleen succesvol het boerenleven, maar de welgestelde Amsterdamse was ook zeer begaan met de armoede in ons dorp.
Eind jaren negentig kreeg ze gewrichtsreuma, moest met schilderen stoppen en begon in Elsevier en ‘Larensche Dorpse vertellingen’ over de rauwe werkelijkheid van het leven van alledag te publiceren. ‘De armoede was groot en de onwetendheid ongelooflijk kras. Zo leefden deze weerlozen voort, voornamelijk in afwachting van hel, hemel of vagevuur en zonder in het minst te beseffen dat een mensenlot anders kan zijn.’
Een dag later zat ik bij de geboren verteller aan de koffie. Als altijd, praatte hij honderduit. Soms in Larens dialect, dan weer dollend bekakt, maar nu serieus. “Armoe vergeet je nooit. Als ik met mijn broer Jaap in de oorlog ’s winters van de broederschool naar ons huis op de Ericaweg liep en de ramen waren niet beslagen, kon je zonder vreten naar je nest.”
Ik moest het even laten doordringen. Ramen besloegen natuurlijk als er wat te koken was. En of het voorbeeld niet schrijnend genoeg was, begon hij over ‘de Franse maagd’. Ik hing al snel aan zijn lippen. “Hendrik Vos kwam uit het armste gezin van Laren. Ze woonden in een bouwval op het Berkenlaantje samen met de familie van ‘de bokkenboer’.
Daarnaast stond een woonwagengast, een zekere Gerrit, de scharensliep. Vos’ moeder heette Heintje Timmer en Hendrik werd Dijssie genoemd. Hij had nog wel eens ‘een opstandig praatje’ tegen haar en dan zeiden de grondwerkers die hij hielp met graven: ‘Je moet je gedeisd houden’. Daarom noemden ze hem zo.
Naast Dijssie woonde een boer met een stuk of tien koetjes en als de melkbussen aan de weg stonden die altijd door de melkfabriek moesten worden opgehaald, lag er inmiddels een laagje room op de melk. ‘De Franse maagd’ trok er dan stiekem met een pollepel op uit om af te romen. Dan had hij nylonkousen aan zodat ze dachten dat hij de vrouw van de boer was.
Zo is Dijssie tegen de lamp gelopen en kopte de krant ‘Hij wilde ook room’. Waar ‘De Franse maagd’ vandaan komt? Misschien omdat hij ongetrouwd was en ‘met de Franse slag leefde’? Daarna hebben ze hem naast ons – we woonden er nog niet- op het Wagenpad geparkeerd. Ons wevershuisje was toen onbewoonbaar verklaard. Daarover een volgend keer. Bol an, mensen geniet van je ‘rijkdom’. Van binnen dan.
Leo Janssen