19 febr.- Als joch van een jaar of 13 fietste ik in de grote vakantie weleens naar het Rijksmuseum om vooral dat machtige meesterwerk van Rembrandt te kunnen zien: dat enorme doek vol schutters: ‘de Nachtwacht’, dat zo fraai als reproduktie stond afgebeeld in de multomap ‘Openbaar Kunstbezit’ waar mijn oudere zus op was geabonneerd.
Wolkenluchten van van Ruisdael, het melkmeisje van Vermeer, de bedreigde zwaan van Asselijn en het Sint Nicolaasfeest van Jan Steen. Die tochten naar die meesterwerken heeft mijn liefde voor 17e eeuwse schilderkunst altijd ‘nieuwsgierig’ gehouden en ik geniet dan ook volop hoe wij de laatste jaren via de media worden getrakteerd op de meest fantastische verhalen rond Rembrandts meesterwerk.
Over zijn geschiedenis, de manier van schilderen, de aanslagen op het doek, de compositie, de nooit teruggevonden afgesneden stukken, ‘wie is wie ’ en vooral de restauratie – de 26ste in 377 jaar- van ons nationale topstuk met een geschatte waarde van 500 miljoen euro, eeuwigdurend in bruikleen gegeven door de stad Amsterdam.
Ik moest denken aan al die Amerikaanse kunstschilders die ruim honderd jaar geleden vol waren van ons land – Dutch Utopia- en naar Europa trokken zoals Keith, Barthold, Howe, Whistler en later William Singer om dat Hollandse licht, het clair-obscur en de portretkunst uit de 17e eeuw te leren kennen. Wat zouden ze als sponzen de informatie opgezogen hebben die wij nu voorgeschoteld krijgen.
Die kunstenaars studeerden in Parijs, aan de Academie des Beaux Arts of aan de bij Amerikanen populaire Academie Julian. Een ervan was West-coast kunstenaar Joseph (Joe) Morris Raphael (1869-1950). Hij kreeg zijn opleiding in San Francisco aan de California School of Design. Aanvankelijk verdiende hij de kost als kranten illustrator of als schilder van uithangborden. Van het gespaarde geld vertrok hij in 1904 naar Europa en maakte net als vele anderen vanuit de Franse hoofdstad een excursie naar het bloeiende schilders dorp Laren waar het inmiddels met de (schilders) rust wel was gedaan, maar als omgeving aantrekkelijk genoeg bleef – met enkele korte onderbrekingen in Parijs- er zes jaar te blijven wonen.
In die periode schilderde hij, zoals ik altijd het bijzondere tableau omschrijf ‘De Larense Nachtwacht’: ‘De klepperman Jan de Leeuw met zijn gezin’. (198,1 x 164,1 cm)
Een soort ‘dorpse tegenhanger’ van Rembrandts masterpiece. Schilderde Rembrandt de vrijwillige politie van Amsterdam voor 1600 gulden per schutter, (ongeveer zes keer het jaarloon van een werkman), Raphael deed in 17e eeuwse stijl precies het omgekeerde. Een paar dubbeltjes misschien. Hij schilderde heel kleurrijk de eenvoudige Laarder Jan de Leeuw als een soort Frans Banninck Cocq die net als in De Nachtwacht vanuit de donkerte het licht tegemoet treedt. Een man voor wie in tegenstelling tot de schutters het leven niet echt een vetpot was.
Jan was dorpsaanzegger, die het laatste nieuws het dorp in ratelde. Op het doek staat hij afgebeeld met papieren in zijn rechterhand wat er mogelijk op duidt dat hij ook afslager was, een soort veilingmeester. En opvallend vereeuwigde de Amerikaan hem ook als visserman. ( herkenbaar aan het gouden ringetje in zijn oor: een soort verzekering. Mocht hij omkomen dan kan de begrafenis alsnog worden betaald ). Een historisch schilderij voor Laren.
(LUISTER HIER NAAR DE GESPROKEN COLUMN/NH GOOI
LEO JANSSEN
Ondertiteling bij foto; Archieffoto Klepperman van Elleven tijdens Dutch Utopia in Singer