23 okt.- Onlangs verscheen Hans Wiegel- De Biografie door Pieter Sijpersma. Bij ‘Jinek’ vertelde Wiegel hoe hij als volksjongen vanuit Amsterdam naar Laren verhuisde. Volgens vader Wilhelm een bewijs van zakelijk succes : ’Als je in het Gooi woont, praat je anders’. Er was jammer genoeg voor de talkshow host geen tijd meer om door te vragen, dus toog ik de volgende morgen nieuwsgierig naar de Larense boekhandel. Bladzijde 40, hoofdstuk 3, Schooljaren in het Gooi. 1953, Steffenskamp 7.
Een bleue en teruggetrokken jongen met spierwit haar en Amsterdams accent, zoon van een meubelmaker en hardwerkende moeder. ’s Ochtends verzamelen bij het Hertenkamp op weg naar het Gymnasium aan de Schuttersweg in Hilversum. Er zitten op school andere kinderen dan hij.
Ze praten anders. Spelen hockey of tennis. Hun ouders hebben veelal een academische graad. Zijn vader en moeder ambachtsschool en mulo. Hij maakt kennis met ouders met intellectuele en culturele interesses, gewend aan luxe en het gewoon vinden ‘op vakantie naar het buitenland’ te gaan. De materiele welvaart is overal voelbaar.
Zijn vriend Rik Kuethe fietst op een Raleigh, Hans op een Fongers: niet echt Goois. Het verschil tussen een Maserati en een Opel. Toch wordt hij goed opgevangen. Onder andere bij de ouders van Paul de Lussanet. Die wonen in een kast van een huis. Ze stellen hem extra op zijn gemak. De latere bekende en bohemienne kunstschilder droeg toen al modieuze broeken. Hans een drollenvanger, voelt zich voor gek lopen en als hij thuiskomt, barst hij in tranen uit. Zijn moeder koopt een grijze broek voor hem. Nu, vindt hij, hoort hij erbij.
Op school is Hans een goed observator met een pantser van sardonische opmerkingen, met veel humor. Een zachte pit met harde schil. Op de voorste rij bij Frans zit Loesje. Ze moet de meeste antwoorden schuldig blijven, ware het niet dat Hans Wiegel, vlak achter haar gezeten, het niet kan laten haar voortdurend te souffleren. Na de laatste vraag zegt de leraar: ’Nou Loesje en Hans, dat hebben jullie samen goed gedaan. Ik geef jullie een acht. Ieder een vier!
De ommekeer in Wiegels jeugd komt wanneer hij klassenvertegenwoordiger wordt. De stijve, zwijgzame jongen van vroeger met zijn Amsterdamse tongval ondergaat een metamorfose vol zelfbewustzijn. Het hoofdstuk vertelt verder over ‘dansen in de jaren vijftig’: oefenen op de paso doble: meisjes met witte sokjes en lakschoentjes, jongens in blazer. Zeilen op Loosdrecht, zwemmen bij de Hut van Mie.
In het kader van een schooluitwisseling hoort hij VVD-oprichter Pieter Oud spreken, een heer van 72 jaar, een man van gezag. Vanaf dat moment leest hij elke dag ijverig de krant. Zijn politiek belangstelling is gewekt. In 1967, 25 jaar oud, wordt hij het tot dan toe jongste Kamerlid ooit. Tijdens het kabinet-Den Uyl profileert hij zich als oppositieleider. In 1977, wordt hij vicepremier en minister van Binnenlandse Zaken (1977-1981).
In 1982 verlaat hij verrassend de Haagse politiek en wordt commissaris van de Koningin in Friesland. Kortom een prachtige biografie over een uniek politicus wiens vernieuwende wijze van politiek bedrijven nog steeds actueel blijkt. Een absolute aanrader deze uiterst leesbare pil van 784 pagina’s.
Bol an. Lees ze.
Leo Janssen