7 apr.-Een van de opmerkelijkste moorden in Laren, gaat over een’ barones’ en haar joodse onderduikers. In 1990 verschijnt een herdruk van Hans van Straten’s klassieke ‘Moordenaarswerk’;100 spraakmakende Nederlandse moordzaken tussen 1844-1963.
Een jaar later publiceert Jeroen Terlingen in Vrij Nederland een reportage over ‘Het zwijgen van Laren’. Journalist Bart FM Droog voorziet dit betrouwbare relaas van inleiding en belangrijke noten. Ook ‘Schieten op de Maan’ van oud-burgemeester Elbert Roest en Teun Koetsier beschrijft deze dubbele roofmoord op de gebroeders Horn.
Binnenkort komen hun namen op kunstzinnige bordjes rondom de herinneringsbomen op de Brink. Dit jaar ook voor omgekomen onderduikers en onderduikgevers. Karl David en Siegmund Horn, twee Joodse zakenlieden vluchten december 1941 naar Laren en duiken onder bij Frau Baronin von Schuiringa von Otto, geboren als Helene Louise (Leni) Otto in Marienburg.
Verpleegster en destijds werkzaam aan het front van de Eerste Wereldoorlog. In 1932 begint ze een pension aan de P.C Van den Brinkweg. Ze heeft kennis aan paardenhandelaar Schuiringa die een manege koopt op de Sint Janstraat. Schuiringa en zijn personeel vinden gastvrijheid bij Leni. Ze houdt van koken en seks. Menig man bezwijkt.
In april ’35 trouwt ze Schuiringa. Tijdens de huwelijksvoltrekking is hij ziek en overlijdt een paar weken later. Omdat hij dijkgraaf is geweest, denkt ongeletterde Leni dat ze van adel is. Ze erft vier ton. Op reis door Duitsland ontmoet ze de broers Horn die willen onderduiken.
Ze gaat terug naar Laren en huurt een villa aan de Rijksweg Oost. De broers zijn rijk. November 1941 wordt een vrachtwagen met meubilair, schilderijen, kisten vol porcelein, goud, zilver en ivoor naar Laren gesmokkeld. In Keulen blijft 27 ½ kilo aan gouden en zilveren sieraden achter. Bij de Amsterdamse bank 140.000 contant.
Als de broers arriveren, wordt er uitbundig gefeest. Buurtbewoners herinneren zich de onderduikers van hun dagelijkse wandeling: zwaaiend met wandelstok, of een deuntje fluitend. Juli 1942 verdwijnen ze. Zaterdag de 11e zien ze de tuinjongen net een diepe kuil graven om koper voor de Duitsers te verbergen.
217 dagen waren ze in Nederland en als dank wordt een schenkingsakte opgemaakt. Als hen iets overkomt, gaat alles naar ‘liebster Helena’. Een paar weken later krijgt ze de akte van overlijden onder ogen. Karl heeft bij de grensplaats veronal tabletten ingenomen, Siegmund is neergeschoten bij het vluchten. De barones is ontroostbaar.
Nog rijker ontpopt ze zich tot gastvrouw/weldoener. Tijdens haar ontvangsten worden drank, karbonades, konijnenbouten en kippenborsten geserveerd. De Larense elite houdt de aangeschoten, obsceniteiten mompelende weduwe voor gezien. Ze leeft boven haar stand. Betaalt rekeningen niet.
In september 1950 komt ze om bij een verkeersongeluk. Of is het zelfmoord? 22 oktober worden twee lichamen in de tuin opgegraven. Juli ’42 kregen de broers van haar arsenicum door hun eten en werden met een kogel door het hoofd en ingeslagen schedel vermoord.
En Schuiringa ? En de hulp in de huishouding? Waarom emigreerde de groentehandelaar? Hoe kwam de schenkingsakte tot stand. Wie logen er allemaal. En Onkel Joep? Jan Kalis, opgevist in de Eem met een gaatje in zijn hoofd? Als hij niet in de gevangenis zat, was hij bij de weduwe!
En de nachtwaker die dood werd gereden? Er volgt geen onderzoek, want Leni is dood.