19 nov.- De Hortus botanicus in Leiden, de oudste botanische tuin van Nederland, is een van mijn favoriete uitjes. Bijzonder, niet alleen vanwege de reuzen waterlelie wier bladeren wonderlijk genoeg een baby kunnen dragen en waarvan de bloem pas aan het eind van de middag opengaat, – ze bloeit slechts twee nachten, de eerste wit met heerlijke ananasgeur, de tweede roze en geurloos om kevertjes te lokken die de bloem moeten bestuiven om ze zover te krijgen met wat stuifmeel naar een andere bloem te verkassen-, maar ook vanwege de plantenmarkt, de zaterdag voor Moederdag, waar bekende en amateur kwekers onder de monumentale bomen hun mooiste aanbod tonen. Vorig jaar- dit jaar bedierf de coronacrisis de pret- gingen we na afloop met een tas vol planten – van bijzondere varens tot schitterend blauw ridderspoor- naar huis. Op de Kaiserstraat die leidt naar het Rapenburg waaraan de Hortus ligt, ontdekten we een muur met daarop een gedicht van Willem Hussem.
zet het blauw
van de zee
tegen het
blauw van de
hemel veeg
er het wit
van een zeil
in en de
wind steekt op
Mijn dag kon niet meer stuk. Ik hou van poëzie. Helemaal op straat. Interactie tussen beeld en taal. Je ziet het in Utrecht, Haarlem, Nijmegen, Zutphen, ik zou ook in Laren niets liever willen. Het West Vlaamse dorpje Watou – slechts 1900 inwoners- is er wereldberoemd door geworden. Hetzelfde gedicht opent ook de bloemlezing ‘En blauw zal alles zijn’, het nieuwe boek van Elisabeth Lockhorn. Haar laatste publicatie ‘Andreas Burnier, Metselaar van de wereld’, een bijna 500 pagina’s tellende literair historische schrijversbiografie over de criminologe Catharina Irma Dessaur (1931-2002), alias het meisje Ronnie, dat liever een jongen was geweest, beleefde liefst vier drukken in zes weken tijd en kreeg de prestigieuze Henriëtte de Beaufort-prijs 2016. Elisabeth, op haar elfde vanuit Amsterdam naar Laren verhuisd, woont tegenwoordig in Blaricum en bedacht in 2006 voor de serviceclub Rotary Laren-Blaricum waarvan ze in 2015 voorzitter werd, het destijds zeer geslaagde Dorpsdiner. ‘En blauw zal alles zijn’- 286 pagina’s- laat zich door het essay dat Elisabeth voorafgaand schreef aan deze rijke schat verzamelde gedichten, lezen als een literaire biografie van blauw. Van een onaanzienlijke kleur in de oudheid groeide de kleur uit tot een onbetwiste lievelingskleur van de westerse wereld. Het is de kleur van de verwondering, schrijft Elisabeth, het spirituele, het absolute, maar ook van het verlangen, de melancholie en de blues. Het inspireerde schilders als Giotto, Vermeer en Chagall en was de inspiratiebron voor vele dichters. Van Paul Celan tot Wallace Stevens en Nederlandse dichters als Lucebert, Lieke Marsman, Ilja Leonard Pfeijfer, ‘Larense ‘Philip Huff, Elisabeth zelf en Judith Herzberg:
Boeket met dertig blauwe anemonen.
Eén is een paar keer in zijn steel geknakt,
bij elke knak heeft hij een andere draai genomen.
Zo is die bloem de enige die recht naar buiten kijkt.
Denk niet meteen: dat is de dichter. Die weet nog niet
met welke van de dertig hij het meeste één is
Weet nog niet eens dat hij straks
blauwe anemonen krijgt.
Bol an, mensen, geniet van de kleur van Elisabeth’s dromen
Leo Janssen