3 sept.- Ik heb regelmatig ‘last’ van ‘wanderlust’! Alleen in deze Coronatijd is mijn vrijheidsdrang de wereld te ontdekken – ‘Not all who wander, are lost’ (‘Niet iedereen die zwerft, is verdwaald’) – beperkt tot de letterlijke betekenis van dit Duitse leenwoord. Absoluut geen straf. Ik trek graag de veters van mijn wandelschoenen wat strakker aan richting Wester- en Zuiderheide, Laarder Wasmeer of Vuursche. Halverwege 19e eeuw was dat wandelen slechts voorbehouden aan de elite. Het gewone werkvolk was er te moe voor. Dat liep alleen maar om ergens te komen. Zo had ik het verschil tussen wandelen en lopen nog nooit bekeken. Ik las het in ‘De EERSTE WANDELAAR, in de voetsporen van een wandelende dominee’ een prachtige dikke pil van 450 bladzijden van Flip van Doorn over zijn verre familielid, de doopsgezinde predikant Jacobus Craandijk (1834-1912), een volle neef van zijn betovergrootmoeder, die besloot als een chroniqueur van zijn tijd, zijn ‘kloeke dagmarsen’ te beschrijven. In eerste instantie niet als wandelgids bedoeld, maar als dik ‘salontafelboek’ met fraaie litho’s, flink aan de prijs en voor de hoogste kringen.
In meanderend proza schetst Craandijk in Wandelingen door Nederland met pen en potlood’ de snel veranderende, verdwijnende maatschappij tussen 1875 en 1888. Door industrialisatie ging Nederland op de schop en met de komst van spoorwegen werden talloze streken toegankelijk gemaakt. Tegelijkertijd ontstond er belangstelling voor de natuur. Mensen kregen meer vrije tijd en wilden met de dominee mee wandelen. De vraag naar goedkopere gidsjes ontstond. Van Doorn: ‘Hij bracht het wandelen van de elite naar het volk. Hij democratiseerde het. Hij werd de voorganger van een groeiende schare wandelaars.’ Craandijk bezoekt meermalen ons dorp. (…) Ook de groote Brink, als naar gewoonte driehoekig van vorm, heeft door digte beplanting met hooge iepen, en ondanks de waterkom, die er iets eigenaardigs aan geeft, een min of meer somber en zwaarmoedig voorkomen. Een vriendelijk zonnetje is er wel noodig, om ’t geheel wat op te vrolijken. Maar treft gij ’t ook dat de avondzon, tusschen de stammen door, haar glansen werpt op het grasplein en den stillen plas doet blinken in haar licht, – omstraalt zij de lanen, die het dorp doorkruisen, met haar’ gloed, – raakt zij de begroeide rieten daken, de bemoste muren, de gewitte gevels, het ruwe, verwelooze houtwerk der schamele hutten met haar’ tooverstaf aan, dan ziet gij het oude, schilderachtige Gooidorp getooid met een schoonheid, die ’t u onvergetelijk maakt, hoeveel rijke natuurtafereelen en hoeveel afwisselende, maar altijd opwekkende vergezigten gij heden ook genieten mogt (…)
De EERSTE WANDELAAR is een prachtige mozaïek vertelling waarin verwoed wandelaar en journalist Flip van Doorn – Algemeen Dagblad en Trouw- door de ogen van Craandijk ons land opnieuw ontdekt en op een literaire wijze zijn ‘oudoom’ zó dicht nadert dat hij hem bijna kan aanraken. (…)’t verrukkend en verkwikkend gevoel van vrijheid, van vrijheid, om te loopen waar gij wilt, om te rusten als gij wilt, om u op het mostapijt uittestrekken en te staren naar den hemel tusschen de takken en te luisteren naar het gonzen der insecten, zoolang gij wilt. De volle vrijheid is alleen het deel des wandelaars (…)
Leo Janssen