26 nov.- Tot twee keer toe is de Larense Brink onderwerp van discussie. In beide gevallen gaat het over een democratisch genomen besluit. Bij de eerste ronde waren het Burgemeester en Wethouders, die een plan voor waterberging onder de Brink, introkken na een handtekeningenactie die zij kenschetsten als ‘maatschappelijke onrust’. Deze onrust was vooral ontstaan door de voorgenomen kap van wat bomen. De zinsnede van Bart Vos (Groen Laren) dat hij geen bomen zag maar rare stammen, maakte bij de tegenstanders geen indruk.
Dus kwam er een nieuw plan. Vanaf dag één werd het dorp en de inwoners betrokken bij het plan. Diverse avonden werden belegd en ook goed bezocht. Het oorspronkelijke plan van een zogeheten wadi en het verdwijnen van wat bomen, werd nog slechts gezien als een ‘grote fout’, die door toedoen van de bewoners alsnog was voorkomen.
De Wadi is dood, lang leve de natuurlijke vijver.
Dat zou je denken.
Integendeel. Dezelfde groep, die zo fel gekant was tegen het eerste voorstel, ging opnieuw op de barricade en leek in word en gebaar geen seconde onder de indruk van de democratisch proces, dat vooraf was gegaan aan het besluit.
Alles met het credo: Handen af van de Brink.
Want dat doen we namelijk al jaren in Laren. Een plat geslagen gevoel van nostalgie en vooral dogmatiek, maakt dat we de mooie Brink al jaren aan z’n lot overlaten.
Want iets bestempelen tot beschermd dorpsgezicht en er vervolgens geen reet aan doen, roept op z’n minst vragen op.
‘Er verandert al zo veel in het dorp. Dus laat de Brink gewoon de Brink zijn,’ is een veel gehoorde opmerking.
Dus kon het gebeuren dat deze Brink feitelijk niks meer of minder werd, dan een donker, met veel te veel bomen beplant, drassig stuk grond in het centrum van het dorp.
In tegenstelling tot de groeiende groep van experts, weet ik niks van waterberging. Mij gaat het om de Brink.
De charme van deze Brink wordt veelal bepaald door de decorstukken: de poffertjeskraam en zoals nu de lichtjes van de ijsbaan. Voor even kunnen we dan vergeten dat dit het slechts onderhouden stukje Laren is.
En toch blijven de tegenstanders even subjectief, als elk advies van een welstandscommissie, volharden in hun strijd. Alle inspraak, betrokkenheid en democratische besluitvorming ten spijt.
Het protest van deze kleine groep krijgt het karakter van de aantrekkelijkheid van een slachtofferrol.
Nergens heb ik boze stemmen gehoord of een handtekeningenactie gezien, toen een projectontwikkelaar de kans kreeg om op de plek van de Chinees een mausoleum te bouwen voor welvarende ouderen, met nog net geen overdekte parkeerplaats voor scootmobiels en rollators. Terwijl het voor jonge gezinnen, de toekomst van dit dorp, vrij onmogelijk is om hier een huis te krijgen. Want we hebben immers zelf toch al een huis.
Het is selectieve verontwaardiging over een potentieel prachtig stukje Laren, dat uit nostalgische misplaatstheid volledig aan z’n lot wordt overgelaten.
Het doet mij erg denken aan het liedje Onder Ons van Boudewijn de Groot:
Het is een stad, het is een dorp,
het is een plaats of een gehucht.
En je moet er niet te gek doen,
anders ben je zo berucht.
Waar je dag zegt tegen melkboer,
kruidenier en oom agent,
die je nooit een bon zal geven
omdat hij je vader kent.
Waar je rustig aan kunt zeuren
tegen iedereen op straat,
omdat iedereen wel iets heeft
waar-ie over zeuren gaat.
Bron: Larens Behoud