23 dec.- Kerstmis en ‘story telling’, ik ben er als katholiek joch mee opgegroeid. ‘De kerstengel’ van Godfried Bomans bijvoorbeeld of ‘En waar de sterre bleef stille staan..’, die wonderschone kerstlegende van Felix Timmermans, die mix van mystiek en vrolijkheid over de armoezaaiers Suskewiet, Pietje Vogel en Schrobberbeeck
Verkleed als driekoningen trekken ze op kerstavond zingend door het Vlaamse winterland om wat drinkgeld op te halen en komen ze – verdwaald- terecht bij een foorwagen waarin een jonge vrouw net is bevallen. Al hun geld geven ze aan die vrouw en haar man. In een vlaag van verstandsverbijstering? Of zagen ze in de woonwagen de Heilige Familie? Heeft het hen gelukkiger gemaakt? De tweede en daaropvolgende kerstnacht gebeurt er steeds iets wonderlijks. De herder Suskewiet gaat hemelen, de paling visser Pitje Vogel raakt in handen van de duivel, en de bedelaar Schrobberbeeck krijgt een visioen.
Een suikerzoet mirakelspel weliswaar, maar prachtig van (streek)taal . Een ander verhaal rond kerst is van latere datum, briljant geschreven door Joop Waasdorp, de Nederlands Hemmingway. Ik ontmoette hem in het varkensschuurtje van de acteur Kees Brusse voor het TROS radioprogramma ‘Onder de mensen’ waarin we paradijsvogels, professoren en andere uitzonderlijke karakters ontvingen en interviewden. Joop was er een van.
De Amsterdammer emigreerde naar Australie, werkte daar als scharenslijper en krabbenvisser, keerde in 1962 terug, pakte zijn werk van journalist weer op en begon verhalen te publiceren. Tijdens het interview was zijn taal doorspekt met ‘f…cking’ dit of ‘f…cking’ dat. Hilarisch. Hij vertelde over zijn jeugd toen iedere leraar opeens een modieuze pet ging dragen. Op de laatste dag voor de kerstvakantie kreeg hij een vrije opdracht met tekenen. Een heel lesuur. Iets uit de buitenwereld. Een mens, dier of ding. De tekenleraar gaf als tip de bloemen kiosk naast de school. Iedereen tekende een bloemenstal. Joop niet.
Hij kraste met blauw krijt het grote vel papier meer dan driekwart vol en boven op die immense muur van blauw tekende hij een miniem rondje met een streepje als mast. En zette in de rechter boven hoek ‘Het Kerstfeest der vissers’. Hij was het eerst klaar en gaf het aan de tekenleraar. Die nam de grote blauwe vlakte aan en bekeek hem aandachtig. Hij vroeg naar het blauw. ‘Dat is de zee’, antwoordde Joop. Hij bestudeerde de tekening nog eens, las ‘Het Kerstfeest der vissers’ en vroeg waar die vissers dan wel waren.
‘Aan boord, zei ik. Aan boord? vroeg hij. Aan boord waarvan dan? Aan boord van dat schip, zei ik en wees met mijn vinger het stofje aan. Onze tekenleraar keek een hele poos naar dat nietigheidje, toen snel even naar mij en vervolgens weer op het blauwe papier. Zo bleef hij tamelijk lang zitten turen. Ineens deed hij iets wat ik nog nooit aanschouwd had: hij nam zijn pet af. Die pet, die koekepan, nam hij echt en werkelijk van zijn hoofd. En terwijl hij hem omgekeerd vasthield, zodat de voering te zien was, zei hij: Daar neem ik mijn pet voor af! Toen zette hij hem weer op en zo bleef het.’ Bol an, lieve mensen, maak er ondanks corona toch een mooie Kerstmis van.
Leo Janssen
(‘Het Kerstfeest der vissers Meulenhof ISBN90 290 36117/CIP)