14 jan.- Vorige week beloofde ik u meer te vertellen over ‘Het Witte Huis’, 100 jaar geleden gebouwd als hotel-pension voor buitenlandse Engels sprekende kunstenaars, strategisch gelegen aan de Neuhuysweg 1 tegenover de gerenommeerde Larensche Kunsthandel. Tijdens het interbellum ‘woonden’ er gevluchte Duitse beroemdheden als de joodse romancier Georg Hermann en de schilder Max Beckmann. Na de Tweede Wereldoorlog pachtten het pas getrouwde stel Max en Henny Koeman, weggebombardeerd uit Den Haag, dit ‘betaalbare alternatief voor het vermaarde Hamdorff’. Ze exploiteerden het eerst als ‘vakantiehotel in het boschrijke Gooi’ en als tijdelijk verlof voor hooggeplaatste regeringsambtenaren uit het roerig Nederlands-Indië.
Eind jaren veertig toen er weer deviezen vrijkwamen en Nederlanders weer naar het buitenland op vakantie konden, liep het toerisme in ons dorp terug en werd ’Het Witte Huis’ een van de vele contractpensions voor de 300.000 Indische Nederlanders die na de soevereiniteitsoverdracht Indonesië noodgedwongen moesten verlaten. In Laren was voor deze opvang ook villa ‘De Wilde Zwanen’ en ‘Ruimzicht’ aan de huidige Sint janstyraat bestemd. Kost en inwoning werd voor repatrianten die het niet konden betalen, voorgeschoten door de overheid.
Later komt het pension via een stroman – Max vader Maarten was bevriend met de eigenaar die niet zo gecharmeerd was van ‘Indo’s’-, in het bezit van de familie Koeman. Over dit vergeten stuk Larense geschiedenis houden broer en zus Jan Maarten (73)en Marijke (66) een meer dan interessante blog bij. Op zoek naar Jan Maarten, kom ik er bij toeval achter dat hij in het Noord Hollandse Ursem woont en de beste vriend van de moeder van onze burgemeester is. Tiny Mol-Groot is repetitor op de piano bij de veelgevraagde kinderkoordirigent. (Nationale Opera en Kinderen voor kinderen) Jan Maarten: ‘We zijn de blog begonnen, omdat de vader van een van de begeleiders van het kinderkoor als puber in ‘Het Witte Huis’ had gewoond. Hij had helemaal geen foto’s uit die tijd, terwijl mijn vader altijd kiekjes maakte; van hun verblijf, het voetballen op de hei of de tochtjes naar de Zuiderzee. Die herinneringen hebben we op internet gezet zodat ze samen met de oud pensiongastEn en onze verhalen met elkaar kunnen worden gedeeld. (https://wittehuislarenblog.wordpress.com) Als ik vraag naar hoeveel repatrianten er destijds in Laren rondliepen moeten dat er toch een paar honderd geweest zijn.
“Het waren niet alleen blanke of Indische Nederlanders, het was een mengelmoes. Er waren alleenstaande vrouwen bij met een Japans kind. Die vrouwen waren verkracht in het kamp. Afschuwelijk. Het was een gesloten, ontheemde gemeenschap. Ze bemoeiden zich niet met het dorp en het dorp niet met hen. Ieder gezin had een kamer en een gezamenlijke badkamer per etage. ’s Avonds zat men in de conversatiezaal. Er was koffie en men luisterde naar de radio. Als kind voelde ik mij in die tijd omringd door Indische vriendjes en vriendinnetjes.
Voor de gasten werd gekookt. Op het menu stond, van overheidswege verplicht!, Hollandse kost. Lees het boek ‘Opgevangen in andijvielucht’ er maar eens op na van Griselda Molemans. Op vrijdag mocht men zelf nasi maken. Toch gebeurde het weleens dat op een spiritusbrander op een kamer babi ketjap werd gemaakt. Alles rook dan naar knoflook. Het was een grote familie.
Wat in mijn geheugen gegrift staat, is dat het voor mijn ouders niet meer vol te houden was. De vergoedingen zakten naar een bedenkelijk dieptepunt. Als we op vakantie naar Arnhem gingen en de hond naar een pension brachten, kostte dat meer dan de dagvergoeding voor een gast. Als eigenaar van een pension mocht je niet meer dan 49 cent per persoon winst maken. Ook was er tegenwerking vanuit het dorp.
Mijn ouders waren doopsgezind, niet katholiek. Toen ze het restaurant wilde uitbreiden, kregen ze geen vergunning. Een café verderop wel. Ze hebben de boel verkocht en zijn een seizoenbedrijf op de Franse kamp in Bussum begonnen. Begin jaren zestig schijnen in ‘Het Witte huis’ nog repatrianten uit Nieuw Guinea onderdak te hebben gevonden. Daarna is het gesloopt. Wat heel bijzonder bij de verkoop was, dat de schilderijen aan de wanden – er betaalde nog weleens een kunstenaar met een schilderij- niet meegenomen mochten worden. Daar was ook werk van Max Beckman bij. Mijn vader die artistiek was, maar traditioneel, vond zijn werk maar niets. Nu betaal je er een paar ton voor. Bol an mensen, blijf gezond!
Leo Janssen