25 febr.- Vorige week beloofde ik u meer te vertellen over de mij onbekende kunstenaar H.C. Kranenburg. (1917-1997). Een broodschilder die in 1943 vanuit Amsterdam naar Laren trok en vermeld staat in het gerenommeerde kunstnaslagwerk ‘de Pieter Scheen’, maar wiens schilderijen amper nog iets opbrengen.
Twee jaar geleden was er in het Brinkhuis een exposite van zijn olieverfschilderijen: voornamelijk nageschilderde Larense ansichtkaarten. Ik was nieuwgierig, maar er was niet zo veel over hem bekend. De familie wilde jammer genoeg geen contact, maar Toon Wildeboer, de schilder/taxateur die tot eind 2013 een kunsthandel dreef op de Nieuweweg, bleek een vriend. Hij typeerde hem als ‘een bohemien en slechte vader’. Bizar hoe die zin eruit uitkwam.
Toeval of niet, op mijn verdere speurtocht vind ik bij het museum Beeld en Geluid in Hilversum een televisieprogramma over kunstenaarskinderen waarin presentator Lennart Booij een portret schetst van de schilder Kranenburg door middel van zoon Robert en dochter Sylvia. Over een vader die het museum nooit haalde, met zijn schilderijen langs de deuren ging en er voor hen nooit was: ‘We hebben het slecht gehad, soms zonder eten naar school. Hij reed in een grote Amerikaan, terwijl moeder op de fiets in Blaricum kolen moest halen’, vertelt Sylvia. ‘Hij was egocentrisch, was er alleen voor zijn werk, en niet voor ons. Nooit een kadootje op je verjaardag.
Hij was bezeten, sliep 4 uur per dag. Als kind herinner ik mij dat als ik ’s ochtends wakker werd, er tientallen schilderijen onder de piano lagen. Ik moest met mijn blote voetjes oppassen dat ik niet over de verf uitgleed. Aan de ene kant was ik trots op zijn bezetenheid, aan de andere kant schaamde ik me voor zijn rol als vader. Hij keek altijd naar andere vrouwen, vroeg of ze wilden poseren. Dat je modellen schildert, is niet vreemd, maar de manier hoe hij ermee omging, was niet de bedoeling’, klinkt het een hard oordeel versluierend. ‘Hij moest belangrijk zijn.
Hij hield van reizen: Mallorca, Nice. Het liefst buiten schilderend. De werken werden van zijn ezel getrokken. Zoon Robert hielp thuis mee met zijn vader: ‘Hij kon een schilderij maken in een uur. Hij heeft veel Parijse straatjes gemaakt voor Amerika. Ik zette ze op en hij maakte ze af. Die schilderijen werden voor ƒ 7,50 verkocht. Hij was geen zakenman.
Het was altijd ploeteren,tobben en haast.’ Een beeld dat Toon Wildeboer bevestigt: ‘Hij schilderde met twee handen tegelijk. Hij was een knappe schilder, had het geleerd bij de Haagse School schilder W.G.F Jansen. Uit nood is hij voor de handel gaan schilderen en die kunstpooiers knepen hem uit. Ook zijn donkere bijna zigeunerachtige tweede vrouw kostte klauwen vol geld. Op een gegeven moment was hij verdwenen naar Bergen op Zoom en hield hij zich dood. Totdat ik hem opeens in de poffertjeskraam zag. Hij sprong -als gestoken door een wesp- op als een kikker. Waanzinnig. Die vrouw heeft nog benzine over hem heen gegoten, maar het mislukte, omdat de lucifer het niet deed. Een kleurrijke kunstenaar gedreven door poen. Je kunt hem niet afschilderen als slecht. Meer een goede schilder die zijn ziel verkocht aan de handel.
Leo Janssen
Ruim een jaar later werd ik benaderd door Alex Kranenburg, zoon uit het tweede huwelijk. Hij herkende zich totaal niet in de verhalen in de televisiedocumentaire over de kinderen uit Kranenburgs eerste huwelijk. Hij heeft hieronder zelf zijn ervaringen over zijn vader mij ge-emaild in oktober 2023. ( red. leo janssen)
Eind jaren zestig zijn mijn ouders in Bergen op zoom gaan wonen. Mijn moeder werkte in een verzorgingstehuis en was tussen de middag altijd weer thuis voor ons. We hoefden als kind nooit over te blijven. S ‘Ochtens was ontbijt verplicht en gingen we met de fiets naar school. Tussen de middag was mijn vader soms ook thuis voor de lunch, nadat hij verf e.d. in de stad had gekocht, dan had hij vaak iets extra’s zoals een lekkerbekje ofzo bij zich. S’ middags ging hij of schilderen of samen met mijn moeder schilderijen afleveren.
S ‘avonds aten we samen en daarna gingen we huiswerk maken of tv kijken en mijn vader ging dan weer schilderen tot diep in de nacht. In het weekend gingen wij ook vaak mee, en hebben hierdoor veel van Nederland gezien. In de zomer schilderde hij ook vaak buiten, ik herinner me het plaatsje Veere waar ik dan heel de dag mezelf vermaakte rondom de haven met vissen. Een hele menigte stond dan om hem heen, maar eind van de dag was het schilderij klaar en verkocht. Ook had hij vaak paasshows bij de plaatselijke Opel dealer Mazairac . Hij schilderde dan in de showroom tussen de nieuwe auto’s en als de klanten dan een auto kochten kregen ze een olieverfschilderij kado. Ik kan me nog de opening van kunsthandel Koch in Den Haag herinneren waarbij ik de hand mocht schudden van Carel en Mathilde Willink en Anton Pieck. In de zomer gingen we soms 2 weken naar Italië, als het een goed jaar was geweest. Wel was er voortdurend spanning door die ex familie veroorzaakt door jaloezie, en door geldgebrek doordat mijn vader 2 gezinnen moest onderhouden. Mijn moeder heeft ook veel lasterbrieven van die ex-vrouw gehad. Mijn vader schilderde zich een bult om het allemaal financieel bij te kunnen houden en die kunsthandelaren maakten er gretig gebruik van. Eind jaren 70 werd mijn moeder ziek, en begin jaren 80 hebben ze eindelijk kunnen trouwen. Toen mijn vader in 97 overleed was er wederom spanning en tegenstand vanuit de ex-familie wat betreft de erfenis. Hierna heeft mijn moeder het nog een jaar alleen kunnen volhouden. En ze vertelde mij dikwijls ” Het sprookje is uit.” Ze overleed in 98.
Dit was in het kort een verslag van de periode eind zestig tot 98.
.
Groeten Alexander Kranenburg