5 mrt.- Mijn schoonmoeder Vera Bitter- van Lier (1908-2001), geboren in het ‘rooie’ Zaandam, later wonend in Delft en als 19-jarige verhuisd naar Laren, was een charmante persoonlijkheid. Een geboren vertelster. Vooral aan tafel na de Hoogmis op zondag, als de koffie was gedronken en de borrel op tafel kwam voordat er warm werd gegeten. Menigmaal kwamen dan haar ‘socialistische roots’ al bij een tweede ‘bessie’ naar boven, waarna haar man haar het gloedvolle betoog liet afmaken en op rustige toon -‘Zo is het wel genoeg, Vera’- haar emotie temperde.
Mijn vrouw omschreef dat ‘frivole’ gedrag van haar moeder als ‘astrant’.
Dat woord hoorde ze voor het eerst toen ze als 11-jarige ’s avonds na het eten nog speelde in De Pijl voor café Wilhelmina, de voormalige kroeg die in die tijd alleen nog als slijterij werd voortgezet. Een mevrouw die op dat tijdstip toch nog uit het ‘café’ kwam, kreeg van Annemarie de opmerking: ’Was het een lekkere borrel?’ Waarop de dame nijdig antwoordde: ‘Doe niet zo astrant, kind’.
Drie weken geleden kwam ik dorpsgenoot en ‘radiomaker van de eeuw’ Frits Spits tegen bij het Visatelier. Iedere keer als ik op zaterdagmorgen naar zijn programma ‘De Taalstaat’ luister, dacht ik: ik heb een ‘vergeetwoord!’ ‘Het vergeetwoord’ is een vaste rubriek waarin luisteraars woorden die uit de Nederlandse taal dreigen te verdwijnen, adopteren. Daarvoor dienen ze per e-mail een verzoek in bij schrijfster Nelleke Noordervliet, ‘De beschermvrouwe van het vergeten woord’. Toen ik Frits zag, vroeg ik of hij wel eens van het woord ‘astrant’ gehoord had. Hij kende het niet en adviseerde me het naar haar op te sturen.
Afgelopen zaterdagmorgen begon ik mijn wekelijks ritueel. Na het ontbijt en het bijwerken van de bol-an website, reed ik richting ZuiderMRKT in Amsterdam, een kleine, gezellige markt, een coöperatieve vereniging opgericht door enthousiaste buurtbewoners achter het Concertgebouw. De leden bepalen samen het aanbod van alle kramen, en kopen voor een eerlijke prijs groenten en fruit rechtstreeks in bij de boer. Met het duurzame vlees, wat groenten en vers gegrilde Blauwhoender kippenboutjes van Paul en Carla de Wit uit Sint Laureins in de achterbak, rij ik terug en zet de radio aan: ‘De Taalstaat’. Frits: ’Elke week komen er weliswaar nieuwe woorden bij, maar er dreigen ook woorden te verdwijnen. Als dat woorden zijn waarvan iemand vindt, dat dat niet mag gebeuren, dan is een ‘vergeetwoord’ geboren.’ Aan de lijn heb ik?’ ‘Leon Broere uit Soest’, meldt de luisteraar zich. ‘En uw woord is, mijnheer Broere?’ ‘Astrant’. ‘Shit’, dacht ik. Ik kon me wel voor mijn kop slaan dat ik ‘mijn vergeetwoord’ niet had ingestuurd. Maar misschien was dat allang door die consultant uit Soest gedaan. Er zijn hele rijen ‘vergeetwoorden’. Van de uitleg van ‘astrant’ had de inzender echt werk gemaakt. Het betekent opstandig, vrijpostig, tegen het brutale aan. Maarten Toonder gebruikte het woord bij Joost, de bediende van Ollie B. Bommel. Als de magister Hocus Pas slot Bommelstein zonder toestemming wil betreden, roept hij: ‘Dat gaat zomaar niet, als ik zo astrant mag wezen? Bol an mensen, houdt 1,5 meter afstand, als ik zo astrant mag wezen!
Leo Janssen