3 febr.- Het afgelopen weekend zijn Annemarie en ik er eens goed voor gaan zitten. De Nationale Vogeltelling.
Als verwoed wandelaar verheug ik me straks weer op de kilometerslange voorjaarsconcerten die in het bos kosteloos worden vertolkt door de meest briljante solisten die ik nooit kan thuisbrengen. Zangers vol coloraturen, een snel loopje, een ingewikkeld sprongetje, een triller, een hoge toon.
Twee jaar geleden werden we als bestuur van de Willeke Alberti Foundation verblijd met een nieuwe collega; een milieu-topambtenaar die vertelde dat hij niet alleen geen genoeg kreeg van het Nederlandse lied zoals Willeke dat vertolkt, maar dat hij ook een vogelaar is.
Een kans, dacht ik, toen ik weer vele voetstappen sleet richting de Lage Vuursche. De vogelgeluiden waren overweldigend. De een deed nog meer zijn best om in het gevlei van het vrouwtje te komen dan de bontespecht die hoog in de boom zich een migraine roffelde om zijn territorium af te bakenen.
Ik besloot voor ‘mijn (bestuur) vogelencyclopedie’ – ik stopte meerdere malen- met mijn iPhone die geluiden op te nemen die boven de massale koorzang soleerden en klonken als een nieuwe generatie countertenoren. Soms een halve minuut, veelal ook, omdat ik er zo van hou, minutenlang, zodat Annemarie er thuis ook van kon meegenieten.
Zittend op een bankje op de golfbaan achter Groot Kievitsdal om een goede geluidsregistratie te maken , komt de oud-voorzitter van de Larense Mixed Hockey Club, Micky Adriaansens, verrassend vriendelijk op mij af. ‘Helemaal wandelend uit Laren?, vraagt ze verbaasd en vervolgt na een onderonsje haar partij weer richting een volgende hole. (Geweldig dat ze – een bijzonder mens- minister van Economische Zaken en Klimaat is geworden).
Met het opgenomen materiaal; een nieuw zangtalent dat ik net voorbij het kombord van de Lage Vuursche heb opgenomen, benader ik Stef voordat de vergadering met Willeke begint. Een wielewaal, gok ik, een Turkse tortel misschien?
Het geluid blijkt van een roodborstje.
Annemarie die een grote liefde voor dieren heeft en het hele jaar door vogels in onze tuin verwelkomt met muesli, rozijnen en halve appels -de eersten moeten zich nog melden op anderhalve meter afstand, wanneer mijn vrouw ’s ochtendsvroeg ze met het vogelontbijt tegemoet treedt- voert altijd óf mussen óf merels óf roodborstjes.
Kortom onze vogeltelling verschilde niet veel van de einduitslag dit jaar waar de huismus- ook Annemarie is er een- 453.502 dus (+1) werd gespot, gevolgd door de ’fietspomp’ de koolmees ( 307.963) met op de derde plaats (199.676) de meest talentvolle zanger- het is tenslotte zij́n jaar- de merel.
Een keer heb ik achter ’t Bluk vlakbij de paddenstoel een winterkoninkje gehoord, een heel hoog trillende tjilp ( een soort Cecilia Bartoli), maar dat was omdat een man met een groene verrekijker mij erop wees.
Het mooiste wat ik ooit meemaakte met een vogelgeluid was toen ik werkte bij de radio en voor mijn programma ‘’n Mondje Frans’ onder het lommerrijke groen van het restaurant-terras van de AVRO een interview over Dalida maakte met zangeres Conny Vandenbos. Toen ik het gesprek thuis afluisterde om het te monteren, klonk er steeds een koekoek door heen. Het was de ober-kunstfluiter Jan Zijdel.
Vreselijk hebben Conny en ik erom gelachen toen het interview over moest.
Leo Janssen
Illustratie (kleurpotlood): Annemarie Bitter