22 febr.- Deze week was de geboortedag van Gijs Bosch Reitz (1860-1938), aristocraat, levensgenieter, maar vooral schilder, die in 1892, aangespoord door Ferdinand Hart Nibbrig naar Laren kwam waar hij na een verblijf in Hotel Hamdorff door architect Wouter Hamdorff naar zijn eigen ideeën een houten atelier liet bouwen naast een akkertje op een driehoekig bosje hakhout, gekocht voor 300 gulden. Later met een geconstrueerd glazen huis uitgebouwd waar hij zijn modellen bij regen of koud weer quasi in de open lucht kon schilderen.
In 1913, toen zijn vader overleed, liet hij het huidige ‘landhuis Pruikenburg’ bouwen vernoemd naar een pruik van grijs gepoederd krulhaar dat in de vestibule stond onder een glazen stolp, ooit in de 18e eeuw gedragen door het hoofd van een Amsterdamse burgemeester.
23 jaar oud volgt Bosch Reitz een teken- en schildercursus in München waarna hij zijn opleiding voltooit aan de Académie Julian in Parijs.Schilderijen verkoopt hij niet. Het idee alleen al, vindt hij te platvloers, want hij wil schilderen waar hij naar zijn eigen aristocratische smaak, zin in heeft. Hij laat zich beïnvloeden door diverse stijlen, waaronder het impressionisme en het symbolisme en staat bekend om zijn reislust naar o.a. verschillende Europese kunstenaarsdorpen als Pont Aven, Katwijk, Laren, St.Ives, en landen als de Verenigde Staten, Italië en Japan, hetgeen hem een internationale reputatie oplevert. Hij was daarnaast de eerste conservator ‘Far Eastern Art’ van het Metropolitan Museum in New York en beheerde de collectie Chinees porselein in het Louvre. Bosch Reitz, de vrijgezel en wereldreiziger overleed als gevolg van een ongeluk met de stoomtram ‘De Gooise Moordenaar’.
Hij heeft maar een klein oeuvre nagelaten omdat hij nogal langzaam werkte, met veel aandacht voor detail, waardoor zijn schilderijen vaak een wandtapijtachtig effect bereikten. Het zijn veelal verbeeldingen die getuigen van verstilling, aandacht en rust. Met als hoogtepunt ‘Kerkuitgang van de oude St.Jans (waterstaats)kerk)’ en het drieluik ‘Sint Jansprocessie’ waarvan hij er twee geschilderd heeft. Het ene behoort tot de collectie van het museum Catharijneconvent in Utrecht, de andere wordt permanent tentoongesteld in Singer Laren.
Onlangs werd ik op de koffie uitgenodigd bij een van Bosch Reitz’ nazaten en zag er naast zijn schilder kistje, een prachtige klok uit zijn atelier, antieke meubels uit ‘pruikenburg’, foto’s met collega kunstenaars uit de Académie Julian, schilderijen, gemaakt in Versailles en aan de Britse Zuidkust o.a. twee nooit getoonde Larense tablaus. Een bijzonder schilderij van de Larense kermis – toen nog- op de Brink en de andere verbeelding laat een hooiwagen zien, terugkerend naar huis door de Larense Eng in het gouden uur van de zonsondergang. Ik was stomverbaasd over zoveel moois aan erfstukken aan te treffen destijds door zijn grootvader Gijs Six, petekind van de kunstschilder, geërfd, omdat hij naar hem vernoemd was. ‘Alles moest intact blijven. Mijn grootvader heeft nooit iets verkocht. Hij vatte het zelfs zo op dat ie in de pakken van Bosch Reitz heeft rondgelopen’, merkte mijn gastheer lachend op.
22 januari 2002 was ik bij de presentatie van het boek S.C.Bosch Reitz, schilder en wereldreiziger rond 1900, prachtig geschreven door journalist Rinus Ferdinandusse en conservator Ann Blokland. Tegelijkertijd kon het publiek voor het eerst kennisnemen van een overzichtstentoonstelling in het Singer Museum. Wat ik dit koffieuurtje had gezien, kon er naadloos inpassen. Wat een collectie. Smullen voor de Larense kunstliefhebber. Bol an mensen, laat je telkens opnieuw verrassen.
Leo Janssen