16 mrt.- Is er ooit sprake geweest van een Van Gogh Museum In Laren? De oplossing van het raadsel lijkt dichterbij te komen nadat Van Gogh-wetenschapper Teio Meedendorp mij per e-mail een fotokopie stuurt van het Van Gogh Museum Journal 1995. Daarin opgenomen het essay ‘Vincent Willem van Gogh and the Van Gogh Museum’s pre-history’ over Ir. Vincent Willem van Gogh, die in Laren op het Rozenlaantje woont en erfgenaam is van de wereldberoemde schilderijen. Hoewel de prijzen ervan de pan uit reizen, is hij vastbesloten de collectie bij elkaar te houden en koestert hij de droom ervoor een apart museum op te richten. In Laren? De Laarder Courant de Bel suggereerde het destijds in de krant en betreurde het later dat er geen Van Gogh Museum kwam naast het Singer Museum. Hoe zo?
Het essay van Gerald van Bronkhorst beschrijft ‘hoe Ir. V.W.van Gogh half jaren vijftig toen de ouderdom naderde, begon na te denken over de toekomst van zijn enorme collectie al was hij nog niet zover dat hij harde plannen maakte. Aanvankelijk dacht hij erover om de collectie over te dragen aan het Kröller-Müller Museum in Otterlo, maar Hammacher, de toenmalige directeur, was niet geïnteresseerd in een samenwerking. Een andere locatie waar Van Gogh aan dacht, althans volgens Hammacher, was Zundert, het dorp vlak bij de Belgische grens in de provincie Brabant waar Vincent van Gogh in 1853 werd geboren. Voor de bouw van een museum op die afgelegen plek zijn geen concrete plannen bekend, maar wellicht heeft hij Laren, waar hij sinds de jaren twintig woonde, serieuzer overwogen als nieuwe thuisbasis voor zijn collectie.21’, aldus de auteur.
Het fragment liet niets aan duidelijkheid te wensen over. De onderzoeker beschreef het hele verhaal hoe de Staat (garant voor de bouw) en de gemeente Amsterdam (garant voor de grond) met de Van Gogh collectie aan de haal gingen. Voor 15 miljoen gulden werd de collectie van ruim 200 schilderijen en 400 tekeningendoor Ir. Van Gogh ruimhartig aan de Stichting Van Gogh Museum verkocht, een schijntje voor de vele, vele miljoenen, die het waard was’, aldus Van Bronkhorst. Ik vond een voetnoot (21) in het essay: 4 juni 1992, een verwijzing naar een interview in Het Parool van de sociologe Emma Brunt met Carel van Pampus, wethouder in Laren van 1946-1958 en -belangrijk- jarenlang lid van de museumcommissie van het Singer.
Hij vertelt in het artikel ‘Geen kans op Larense renaissance, een speurtocht naar de Larense School’, hoe mevrouw Singer blindelings deed wat de gebroeders Jaap en Willem Dooijewaard wilden en omgekeerd. Dat was een heel hecht triumviraat.’
Hij spreekt over de kansen die zodoende zijn gemist. Van Pampus: ‘Het Singer had notabene de hele Van Gogh collectie kunnen hebben, want ingenieur Vincent W.van Gogh bood die hier als eerste aan! Maar Jaap zei: ‘Dat komt het museum niet in!’ In mijn functie als wethouder heb ik nog mijn uiterste best gedaan om ingenieur van Gogh te apaiseren, maar het was te laat: die man was razend. En ach, achteraf was het Singer toch te klein geweest om zo’n belangrijke collectie te huisvesten.’
Ik heb die uitspraak nog proberen te verifiëren bij de zoon van Carel van Pampus, die in Bussum woont. Hij is een achterkleinkind van Jan Hamdorff, maar kon zich niet herinneren dat zijn vader er ooit met hem over heeft gesproken. Uiteraard heb ik contact gezocht met Emma Brunt. Ze is op hoge leeftijd. Ik stuurde een e-mail naar haar uitgever met het verzoek die naar haar door te sturen met de vraag of ze contact met me zou willen opnemen, hetgeen tot op heden jammer genoeg niet is gelukt. Bij het essay stond ook nog een andere voetnoot. Deze verwees naar notulen van de 12e familieraad van de Vincent van Gogh Stichting, 21 september 1957: Amsterdam, Van Gogh Museum, Stichtingskamer, Notulen Gezinsraad (1949-1960). Deze notulen bleken bij navraag niet beschikbaar en ook niet in het bezit van het Van Gogh Museum, maar van de Vincent van Gogh Stichting. Onderzoeker Roelie Zwikker merkte op: ‘Het is m.i. belangrijk wel om niet uit het oog te verliezen dat het grootste deel van de Van Gogh-collectie niet bij de ingenieur thuis in Laren hing.Al in 1931 gaf hij het leeuwendeel van de verzameling in langdurig bruikleen aan het Stedelijk Museum in Amsterdam. In 1973 werden alle werken overgebracht naar het Van Gogh Museum, dat op 2 juni door koningin Juliana werd geopend.’’ Einde speurtocht? Toch blijf ik met het gegeven zitten van de jeugdherinneringen van Johan, de tweede zoon van de Ingenieur dat de collectie of althans een belangrijk deel ervan, nog in 1941 in Laren was, toen er brand uitbrak op het Rozenlaantje. Daarnaast het vorstelijke aanbod aan het Singer Museum dat weigerde in de persoon van Jaap Dooijewaard.
Of er dus ooit fysiek een gebouw in Laren had kunnen staan, blijft een raadsel, maar dat de geweigerde collectie Laren op een andere manier op de kaart had gezet is – gezien de drukte rond het huidige museum in Amsterdam- wel zeker.
Bol an mensen, Amsterdam is slechts 20 minuten rijden en Laren is er museaal niet op achteruit gegaan de laatste decennia?
Leo janssen
Met dank aan Jaap van Duijn e.v.a.