15 juni.- De puissant rijke jonkvrouw Marie Alexandrine Otheline Caroline gravin van Bylandt (1874- 1968) woonde vanaf eind 1945 met twee (drie?) gezelschapsdames aan de Neuhuysweg in Laren. In ons dorp lijkt ze nagenoeg vergeten. ‘Een blinde vlek in een uitzonderlijk levensverhaal van een vrouw met een onafhankelijke geest’, vindt journalist en historicus Alies Pegtel, auteur van spraakmakende biografieën over de VVD politici Haya van Someren-Downer en Neelie Smit Kroes. Ze is op zoek naar verhalen uit Van Bylandts Larense periode. Niemand die tot nu toe iets te weten is gekomen over de ruim twintig jaar dat ze er woonde. Volgend jaar april moet Alies’ biografie over de freule al in de winkel liggen. Wie in Laren heeft haar nog persoonlijk meegemaakt of kent haar uit (familie) verhalen in het dorp?
Een paar uur voor de première van ‘Cloaca’ eind mei door toneelgezelschap De Papegaai in het Singertheater, belt de journaliste me op: ‘Ik moet in Laren zijn, want ik ga naar de voorstelling. Misschien kunnen we elkaar ontmoeten.’ Een maand eerder werd ik benaderd of ik iets wist, of mensen kende en gesproken had over de gravin.
Ik had inmiddels Sanny Wortel gesproken die op de Neuhuysweg woonde. Het enige dat zij zich kon herinneren was dat ze er als klein meisje wel eens aanbelde om madeliefjes in de tuin te mogen plukken, dat de gravin een bontjas droeg en Sanny’s moeder af en toe met de taxi mee mocht rijden naar de kerk.
Jan Maarten Koeman wist nog dat de gravin in het A.N.W.B.-bondshotel ‘Het Witte huis’ dat door zijn ouders op de Neuhuysweg werd geëxploiteerd, eten bestelde of kwam dineren in een apart kamertje. Zijn vader bracht in die tijd al eten rond in heel Laren en dan mocht Jan Maarten mee. Als kleuter mocht hij op schoot zitten bij de aristocrate, die op een stoel midden in de kamer ‘resideerde’ als ‘een soort Sinterklaas zoals hij zich dat – met een lichte lach door de telefoon- herinnert van zijn bezoeken aan de Goedheiligman in V&D.
Na afloop van het toneelstuk bij de garderobe van Singer vertelt Alies honderduit over hoe de gravin in 1902 de reusachtige nalatenschap erfde van haar vader, graaf Carel van Bylandt, de rijkste burger van Den Haag, gemeenteraadslid, gedeputeerde, Kamerlid, filantroop en de enige man met wie zij samen tot haar zevenentwintigste, toen hij overleed, leefde in het kapitale pand aan het Lange Voorhout. De gravin trouwde nooit.
Haar leven stond in dienst van het beheren van de erfenis en het doen van ‘caritas’, goede werken’ voor mensen die het veel minder hadden. Noblesse oblige.
Haar vader bezat ongeveer half Den Haag. Hij had het op zijn veertiende jaar van zijn grootmoeder geërfd. Als was Alies een ‘juicekanaal begin twintigste eeuw’, zo somt ze de immense rijkdom op, die ze al eerder uitvoerig beschreef in het tijdschrift Haagse Historie van de hofstad: de landgoederen Waalsdorp, Arendsdorp en Groenhoven, plus de ambachtsheerlijkheid Sliedrecht, het kapitale pand aan het Lange Voorhout en ‘het groene paradijs’ Oostduin, een fraai buiten aan de Wassenaarseweg waar ze samen met vriendinnen afgeschermd woonde omringd door een schitterend park vol bloemen, vlinders, insecten en eekhoorns en bijgestaan door zo’n 25 man inwonend huispersoneel, onder wie een butler, kameniers, keukenmeisjes en huisknechten. Voor het onderhoud van bos en tuin had ze ruwweg veertig tuinmannen in dienst.
In de publiciteit werd ze geprezen om haar grote hart, tegelijkertijd bestond het beeld van een excentrieke dame. Zo had haar kat Sambo een eigen kamer met telefoontoestel! En in het park stond een houten huis vernoemd naar haar konijn Geertruida. ‘Ongetwijfeld het meest luxueuze ‘konijnenhok’ in Nederland’, citeert Alies Pegtel de Haarlemsche Courant.
Maar het ‘rijke’ leven trok niet zonder zorgen aan de gravin voorbij. Er waren periodes vol intense conflicten met de gemeente die huizen en kantoren wilde bouwen op de grond van de freule. De Tweede Wereldoorlog, toen Duitse soldaten zich inkwartierden in een vleugel van het landhuis en het daarna vorderden. Een leven in ballingschap in kasteel Warmelo in Diepenheim.
Na de oorlog verkocht ze haar bezit. Ze voelde zich diep gegriefd ,verdreven uit ‘haar paradijs’. Den Haag kon ze niet meer verdragen Ze kocht daarom in 1945, op 70- jarige leeftijd een villa aan de Neuhuysweg .
Alies Pegtel veronderstelt dat ze in Laren de rust wilde vinden van het eenvoudige leven. Het was de tijd van ‘gewoon doen’. Misschien dat ze daarom zo onopvallend verbleef in ons dorp..
Bol an mensen, wie van jullie iets weet, kan met de auteur info@aliespegtel.nl contact opnemen. Ik kan niet wachten tot 17 april , de geboortedag van Marie, waarop haar biografie verschijnt. Ongetwijfeld wordt het opnieuw een spraakmakend en fascinerend boek.
Leo Janssen