14 jan.-Het is alweer zo’n zes jaar geleden dat ik uitgenodigd werd voor de opening van de expositie ‘La joie de peindre’ van de Larense kunstenaar Paul de Lussanet in het prestigieuze museum MORE in Gorssel. Het pure schilderplezier spatte er die tentoonstelling vanaf. Na afloop gaf de bohemien-schilder voor zijn gasten een diner in het traditionele familiehotel Bakker in Vorden. Het was in de sfeervol gelambriseerde ruimte niet alleen meer dan smakelijk, maar de tafelgenoot tegenover mi, was minstens zo vermakelijk. Karel Bagijn (1948) uit Laren, vriend van Paul. Ik kende hem niet. Hij woont aan de andere kant van het dorp. Over de rijksweg.
Niet alleen was ik geïnteresseerd in zijn verhalen, maar ook in het wollen jasje dat hij droeg. Het was een ontwerp, zo vertelde hij, van de Dutch fashion designers Tijgetje en Woelrat, partners destijds van onze grootse volksschrijver Gerard Reve.
De avond liep zeer verrassend, want wat bleek, beiden hadden we een carrière in de media opgebouwd. Hij in de krantenjournalistiek. Ik bij radio- en televisie. Hij had nogal wat krantenredacties op zijn palmares. Anekdotes te over.
Na zijn diensttijd op Soesterberg de Gooi- en Eemlander (1970-1973), Het Parool (1974-1980), Algemeen Dagblad (1980 -2003) en BBC Caribean Service (1980-2003). Met als specialiteit misdaad, de oorlog in Bosnië, het Verre Oosten, de Verenigde Staten en Suriname.
Karel Bagijn woonde er toen nog niet, maar stond op het punt met zijn vrouw Ruulke en zoon Jan Reijer voor de helft van het jaar naar New York te verhuizen.
Het diner in Vorden kreeg een paar weken later een heerlijk vervolg in een lunch bij hen thuis samen met mijn vrouw Annemarie en Paul de Lussanet en zijn vrouw Maria.
Sindsdien volg ik Karel op facebook in New York en geniet ik van wat hij, – generatie journalistencafé Scheltema- allemaal zo in zijn carrière heeft meegemaakt. Hoe langer de verhalen en foto’s zijn geleden, hoe mooier ze worden.
Vorige week stond hij in een flits opeens op ons pad voor de boerderij met een kadootje en een strik erom. Ik kwam net aanrijden. ‘Oh gelukkig, je bent thuis.’ En hij verdween weer.
Binnen maakte ik het open. Uit de met grafische wolkenkrabbers versierde hoes haalde ik ‘A Dutchman, een Nederlander in New York City’. Een prachtig door Yolanda Huntelaar vormgegeven zwart-wit fotoboek: 129 pagina’s, een harde kaft met op de cover en achterkant- in zilver geprint- een Leica 35 mm fototoestel. In het boek, exclusief gedrukt in 250 exemplaren, een weerslag van zijn dagelijkse ‘uitstapjes’ in the Big Apple.
Soms neemt hij de subway – ‘De train zeggen ze hier’-, vaker een bus van de Manhattan Transport Authority MTA, die voor zijn deur op 800 Fifth Avenue stopt. Nog veel vaker wandelt hij met zijn Leica door de stad.
Hoewel geen professioneel fotograaf nam hij dat apparaat als schrijvend journalist ook altijd al mee voor zijn reportages in de krant. Af en toe had hij succes. Zoals die keer in Suriname waar hij in 1986 de slachtoffers van een heel uitgemoord bosnegerdorp fotografeerde. En soms onder een schuilnaam Chuck Curtis. ‘De hoofdredacteur was er blij mee’, schrijft hij in de inleiding. ‘Hij dacht eerst dat het weer zo’n dure Amerikaanse fotograaf was, maar gelukkig was het tot zijn opluchting mijn bijnaam. Dat kostte hem niks’.
De ruim 160 foto’s zijn niet alleen een ‘tribute’ aan New York City , maar evenzeer aan zijn Leica. Zij vertellen op een documentaire manier over de stad, de cultuur, het theater, over kunst en rijkdom, wolkenkrabbers, de armoede en het verval.
New York: no place else is good enough.
Leo Janssen
Bol an mensen, een bijzonder cadeau van deze Laarder in New York City: schitterend!