12 aug.-
Vanochtend werd ik wakker van vogelgezang. De zanglijster hoorde ik, en de merel. Daar doorheen: tjif tjaf, tjif tjaf. Ik keek op mijn wekker. Vijf uur nog maar! Jeetje, zo vroeg nog. En dat de vogels dan al van zich laten horen in mijn bostuin. Heerlijk! Maar ik draai mij nog een keertje om.
Zo halverwege maart kijk en luister ik reikhalzend uit naar de zang van de tjiftjaf. Een kleine zomergast uit de familie van de boszangers. Een insectenetende groep met soorten als zwartkop, tuinfluiter, fluiter, fitis en de tjiftjaf. Niet zo groot, onopvallend van kleur, en vaak hoog in de top van de boom zingend. Daar waar de zanglijster en merel vaak rond de schemering hun best doen op een prachtig lied, tjiftjaft de tjiftjaf de hele dag door. Zelfs op hete warme dagen waarbij het overige vogelgeluid verstomd lijkt, hoor ik het tjif tjaf, tjif tjaf hoog in de toppen.
Ook zijn evenknie, de fitis met zijn melodramatische riedel, blijft heel lang zingen. Ook als de mussen, spreekwoordelijk, van het dak vallen. Je hoort ze overal: in open bossen met ondergroei, maar ook in en rond de dorpen. Met maar 10 tot 11 centimeter lichaamslengte en een vleugelspanwijdte van 15 tot 21 centimeter is-ie even groot als de fitis. Ze zien er ook hetzelfde uit. Het geluid is dan ook de beste manier om ze te kunnen onderscheiden.
Nesten van deze soort zal je niet zo gauw vinden. Ga maar eens op zoek volgend voorjaar, waar al die niet-nestkastbroeders hun nest bouwen in je tuin. Je zult versteld staan.
John Didderen,
boswachter GNR