8 jan.- Het nieuwe jaar begon goed. Afgelopen zaterdag trokken we met 18 deelnemers een kleine 10.000 passen er op uit door de fascinerende en (levende) geschiedenis van ons charmante dorp. Een sportieve wandeling deze keer richting de Laarder molen. Ruim twee en halfuur verrassende en wonderlijke verhalen, verteld met een knipoog en zo nu en dan afgewisseld door een vette roddel.
Hoofdonderwerp deze eerste Bol-an!-dorpswandeling waren de stories, die de afgelopen maanden op mijn pad kwamen over de Neuhuijsweg. Het begon allemaal met de Haagse schrijfster Alies Pegtel, die mij vertelde over een nogal excentrieke gravin van Bylandt (1874-1968) die begin twintigste eeuw half Den Haag van haar vader erfde, maar eind 1945 verhuisde richting de Neuhuijsweg in Laren. Ze was de Hofstad zat door haar (bouw)perikelen met de gemeente en door de Duitsers die haar ‘paradijs’ in de oorlog hadden gevorderd. Over deze schatrijke freule die 22 jaar -tot 1967- in ons dorp heeft gewoond, is bij niemand iets bekend over haar Larense tijd. Alies is nog steeds op zoek voor haar boek dat in april al verschijnt. (Ik kan niet wachten!)
De afgelopen maanden heb ik om voor Alies meer te weten te komen over de freule, diverse keren met bewoners van de Neuhuijsweg gesproken en gevraagd of ze iets wisten van vorige bewoners, of van hun bet- over- overgroot- familieleden. Niets, nada.
Wel dook , ik wil het u niet onthouden en het is mij toegefluisterd door een van de huidige bewoners van de Neuhuijsweg, het wonderlijke verhaal op dat Z.K.H. Prins Bernhard een regelmatige bezoeker was van de freule. Ergo zijn bezoek aan de gravin werd door de vertelster extra geduid door een rood lichtje dat uitging aan de buitenkant van de badkamer zodra hij weer uit het pand was verdwenen.
Gesuggereerd, kon het de prinsgemaal nooit geweest zijn, alhoewel hij niet vies was van vrouwelijk schoon. De gravin was toen ze naar Laren kwam al in de 70, hij dik 30. Maar hoe komt zo’n gerucht dan toch op straat? Bizar.
Totdat ik sprekend met een andere bewoner, het verhaal hoorde over een vroegere bewoonster die de boerderij hoek Sint Janstraat bewoonde in het verlengde van de Neuhuijsweg. Tegenover het huis van de gravin. Daar woonde de zeer succesvolle naaldkunstenares Cécile Dreesmann. Zou bij het zwarte schaap in de familie van het Vroom & Dreesmann concern het lampje voor de koninklijke bezoeker mogelijk aan en uit zijn gegaan? Ik meende me bij thuiskomst te herinneren dat Cees Fasseur in zijn boek ‘Juliana en Bernhard. Het verhaal van een huwelijk’ de naam Dreesmann onthulde in het rijtje minnaressen van de prins? Was dat misschien de verwarring met de freule? Roddels.
We liepen verder richting Laarder molen naar de plek van het begin jaren zestig gesloopte ‘Witte Huis’, destijds gebouwd als hotel-pension voor buitenlands sprekende kunstenaars met gevluchte Duitse beroemdheden als de joodse romancier Georg Hermann en de schilder Max Beckmann. Na de Tweede Wereldoorlog werd het een van de contractpensions voor de 300.000 Indische Nederlanders die na de soevereiniteitsoverdracht Indonesië noodgedwongen moesten verlaten. Op het menu stond, van overheidswege verplicht!, Hollandse kost. Toch gebeurde het weleens dat op een spiritusbrander op een kamer babi ketjap werd gemaakt. Alles rook dan naar knoflook. Tachtiger Jan Maarten Koeman, zoon van de exploitant, herinnert zich als hele kleine jongen dat de ‘Larense gravin’ door zijn vader eten werd gebracht en zij in het midden van de kamer resideerde.Het enige feit dat tot nu toe over haar in Laren bekend is.
Bol an mensen, gelukkig Nieuwjaar en 1 februari is er weer een Bol-an! dorpswandeling.
Leo Janssen