23 mrt.- Een gelukkig mens is Nico Koppel (70) als hij zondagsmorgens vroeg door zijn geboortedorp fietst. Geen auto te zien. Hele serietjes foto’s maakt hij om te onderzoeken hoe en welke boerderij of huis – bewoonbaar of onbewoonbaar verklaard- er in het ‘Laren van weleer’ waar heeft gestaan en hoe er uit heeft gezien.
En toen de 150 jaar oude beuk tegenover restaurant Nick Vollebregt werd gekapt, hij als souvenir er een loot uit spitte en plantte in zijn tuin achter zijn landelijke woning in Eemnes. Nico is een geboren verteller.
Aan tafel met de door zijn vrouw Letty in boerenbont geschonken koffie, praat hij honderduit over zijn kleurrijke leven en zijn collectie van duizenden Larense ansichtkaarten en foto’s die de gepensioneerde tegelzetter op veilingen heeft afgeschuimd en weggehaald uit de krochten van het internet.
Op vakantie gaat hij niet. Op zijn computer reist hij … terug in ‘de verhalen’ van de tijd.
Nico: ‘De eerste kaart die ik kocht was ‘De Uiltjes’. Opa Klaas Koppel stond erop. Samen met zijn broer Jan had hij een vaste planten kwekerij ‘Semper florens’ langs de Rijksstraatweg naast de kassen van Tomatuva. Ze huurden het, hadden geen geld, joh.’ Hij laat het schuurtje zien. ‘Dat hebben ze in de oorlog opgeblazen. Er stond een illegale drukpers van ‘Trouw’ De elektriciteit was getapt van de lantaarnpaal. De broers zaten min of meer in het verzet’, zegt hij bescheiden.
‘Er is een boom voor hem geplant in Israël. Hij heeft joden geholpen. Hoe precies? Thuis werd er niet over gesproken. Nu ik er meer interesse in heb, kan ik het niemand vragen. Vader is al vroeg overleden. Hij was tuinman, werkte eerst bij zijn vader, maar begon jaren zestig voor zichzelf. Hij had altijd werk.
Ik kom uit een gezin van harde werkers. Bij ons thuis hoefde je niet stil te zitten en het ook nooit voor niks te doen. Gras steken met een machientje en rollen met de hand aan de Gooiergracht. Ik heb het wat gedaan. Op de gekste momenten. Nu gaat alles automatisch’
Kostelijk is het als Nico vertelt hoe hij als schoffie opgroeide voor galg en rad. ‘Ik heb wat klappen gehad’, klinkt het gekscherend over zichzelf. ‘Omdat ik niet deed wat de broeders zeiden. Haalde kattenkwaad uit. Zat te keten. Op de Tarcisiusschool was ik meer buiten de klas dan binnen. Was niet goed met lezen. Dyslectisch heet dat tegenwoordig. Ik werd met mijn hele hebben en houwen, je wil het niet geloven, met stoel en bankje op zolder gezet. ’s Morgens naar school, hup de zolder op tussen de ouwe kranten en vieze zure melkdoppen voor de missie.
Leren was aan mij niet besteed, je moest er moeite voor doen. De juffouw die op mij neerkeek, omdat mijn vader tuinman was, legde iets uit- je zat met 40 man in de klas- en vroeg:’ Snap je het?’ ‘Ja’, zei je dan. Ik snapte er geen bal van. Keek altijd naar buiten. Daar werden huizen gebouwd.’
Bol an mensen, volgende keer méér Nico: hoe hij van bovenaf de basiliek de politie zag die hem stond op te wachten en alsnog goed op zijn pootjes terechtkwam en hoe hij de auto van zijn vader in de prak reed.
Leo Janssen