30 nov.- Afgelopen week toog ik om een aantal redenen naar Den Haag waar het voormalige Paleis Voorhout aan het Lange Voorhout nu plaats biedt aan het museum ‘Escher in Het Paleis’. In dit voormalige ‘optrekje’ van Koningin Moeder Emma zijn 120 wereldberoemde werken te bewonderen van de graficus Maurits Cornelis Escher (1898-1972). Zowel zijn vroege Italiaanse landschappen zijn te zien alsook zijn kenmerkende vlakvullingen, optische illusies van onmogelijke gebouwen en zijn verbazingwekkende metamorphoses. De laatste jaren van zijn leven woonde Mauk in het Rosa Spier Huis.
Deze winter – tot 16 januari- is er een ander ‘Larens accent’ aan deze permanente expositie toegevoegd: de prachtig mooie minimalistische houtsneden van bloemen, planten, dieren en portretten gemaakt door zijn talentvolle tijdgenoot: Julie de Graag (1877-1924). Vanaf 1904 woonde de kunstenares in Laren.
Dit jaar is het 100 jaar geleden dat zij overleed. Zowel Escher als De Graag deelden een grote liefde voor de natuur en observeerden in grafiek – ieder op hun eigen manier – de wereld om hen heen.
De laatste reden voor mijn bezoek aan de Hofstad is de onlangs verschenen essaybundel van de Nederlandse auteur Jan Paul Hinrichs ‘Bremmerianen, Julie de Graag en haar kring: tien kunstenaressen in Den Haag en Laren’.
Over Julie de Graag is weinig geschreven, hooguit een paar bladzijden, over de negen andere kunstenaressen nog minder. Ik was dan ook benieuwd naar Hinrichs’ boek, belde hem op en maakte een afspraak in de voormalige keuken van ‘Emma’s winterpaleis’.
‘Voor mij was het een onontgonnen terrein’ vertelt de auteur. ‘De aanleiding erover te schrijven was heel concreet: mijn grootvader Johan D. Scherft, drukker van etsen en houtsneden in Den Haag. Hij was een bekend galeriehouder o.a. met grafiek van M.C.Escher. Hij had een gewoonte dat hij van alles wat hij drukte 1 exemplaar voor zichzelf hield. Die man heeft ruim 50 jaar gewerkt, dus je kunt je voorstellen dat hij wel zo’n tweeduizend etsen gedrukt heeft. Na zijn dood is dat in vieren gedeeld. Mijn ouders hadden ook niet het eeuwige leven, dus uiteindelijk komt het bij de kleinkinderen terecht en werd ik eigenaar van enkele mappen vol grafiek.
Op een gegeven ogenblik trok ik uit zo’n map een houtsnede die mij buitengewoon intrigeerde. Hij staat op de cover van mijn boek. Een papegaai. Ik dacht wie is die mevrouw A.J. de Graag?
De bundel is het resultaat van vier jaar onderzoek. Ik kwam er al snel achter dat als ik Julie goed wilde onderzoeken, ik het onderwerp breder moest trekken en in een kader moest plaatsen van zogenaamde ‘Bremmerianen’. Het werd een speurtocht binnen een nooit eerder beschreven intrigerende kunstwereld vol verborgen levensgeschiedenissen van tien enigszins in de luwte opererende ongehuwde kunstenaressen van stand, veelal wonend in grote huizen in Den Haag en Laren.
Julie de Graag woonde ten opzichte van de anderen in het ‘kleinste huis’: Villa Gilara, een charmant eigen huis met ruime tuin die ze in 1911 liet bouwen op het Zevenend. Bij de anderen vergeleken ‘doet Julie’s villaatje haast als een kabouter huisje aan’. Corrie Pabst liet landhuis de Eekhoorn bouwen op Steenbergen en villa De Lingenskamp werd bewoond door Anna Egter van Wissekerke, die de Stijl-man Vilmos Huszár naar Nederland haalde, maar van haar ouders niet met hem mocht trouwen. Art nouveau-schilderes Louise van Blommestein met haar bruuske vertrek uit Laren naar het antroposofische centrum Dornach van Rudolf Steiner. Allen hadden ze ooit les van ‘kunstpaus’ H.P. Bremmer (1871-1956) en werkten ze met veel klasse in een sobere, precieze stijl.
In die tijd kon je als vrouw moeilijk kunstenaar zijn. Als je een vrouwelijke kunstenaar was, dan kon je niet trouwen. Trouwde je, dan was het meestal meteen afgelopen en moest je je met andere dingen bezighouden. Eigenlijk waren deze kunstenaressen van goede kom af met de kunst getrouwd, aldus Jan Paul. De context was Bremmer waarbij ze het gevoel hadden in een of ander leerverband te zitten. Anna Egter van Wissekerke stuurde toen zij al tachtig was, nog altijd haar schilderijen op met van Gend en Loos naar Den Haag om te vragen aan meester Bremmer of het wel goed genoeg was.
Bremmer gaf de welgestelde dames thuis les in kunstesthetica, beoordeelde hun werk. gaf ze adviezen en vertegenwoordigde het. Wie zich rond hem bewoog, profiteerde van zijn imposante klantenkring, waaronder Hélène Kröller-Müller. Ook bracht hij het werk van zijn ‘Bremmerianen’ onder de aandacht via zijn cursussen, lezingen en publicaties. Daarnaast had hij als hun vertegenwoordiger uitstekende contacten in de kunsthandel.’
Bol an mensen, volgende keer meer over het dramatische leven van Larense Julie de Graag: hoe op nieuwjaarsnacht brand uitbrak en ze besloot te stoppen met het maken van houtsneden.
Vergeet u niet naar Den Haag te gaan om haar krachtige gestileerde werk te bewonderen?
Leo Janssen
Essaybundel: Bremmerianen Jan Paul Hinrichs
De uitgave is ruim geïllustreerd met veel onbekend materiaal, onder andere met de voor zover bekend eerste foto’s van Julie de Graag die boven water zijn gekomen.
Uitgeverij Fragment Leiden
Formaat:13 x 20 cm
Aantal pagina’s 140
Oplage 150 exemplaren 24,50 + 4,50 euro verzendkosten.
Te bestellen bij uitgeverijfragment@gmail.com